Minister moet tijdelijk reisdocument afgeven voor Armeense tweeling

Monique Verlind (DJMO)

De minister van Buitenlandse zaken moet binnen twee weken een tijdelijk reisdocument afgeven voor een tweeling van 1 jaar oud uit Armenië. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vrijdag bepaald. De twee jonge kinderen, die een Armeense draagmoeder hebben, kunnen met dit nooddocument (laissez-passer) Nederland inreizen en bij hun wensouders in West-Brabant verblijven.

De wensouders en de Armeense draagmoeder tekenden in september 2019 een draagmoederschapsovereenkomst. Na een Ivf-behandeling beviel de draagmoeder in juni 2021 in Armenië van de tweeling. Op de geboorteaktes werden de wensouders als ouders vermeld. Een paar maanden na de geboorte vroegen de wensouders een Nederlands reisdocument voor de tweeling aan. De minister van Buitenlandse zaken besloot de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat de identiteit en de Nederlandse nationaliteit van de kinderen niet kon worden vastgesteld. De wensouders maakten hier bezwaar tegen en stapten naar de voorzieningenrechter in Breda. Die heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgelopen week toegewezen. Dit betekent dat de minister binnen twee weken een laissez-passer moet afgeven waarmee de tweeling Nederland kan inreizen en tijdelijk op Nederlands grondgebied mag verblijven.

Genetisch verwant
Bij haar uitspraak hield de voorzieningenrechter onder meer rekening met het feit dat volgens DNA-rapporten de wensvader genetisch is verwant aan de tweeling. De draagmoeder werd namelijk in een Armeense vruchtbaarheidskliniek bevrucht door middel van zaadcellen van de (wens)vader en eicellen van een anonieme donor. De voorzieningenrechter vindt het daarom aannemelijk dat de wensvader, die net als zijn partner de Nederlandse nationaliteit heeft, ook juridisch vader naar Nederlands recht zal worden. De tweeling zal op die wijze op een zeker moment de Nederlandse nationaliteit verkrijgen.

Humanitaire noodzaak
Naast het feit dat de tweeling volgens het Kinderrechtenverdrag het recht heeft om bij hun wensouders te leven, is er volgens de voorzieningenrechter ook een aantoonbare humanitaire noodzaak aanwezig voor de kinderen om Nederland in te reizen. De wensmoeder verblijft op dit moment namelijk in Armenië om de tweeling te verzorgen, maar kan daar niet onbeperkt verblijven. De rechter vindt het niet in het belang van de tweeling als zij, zonder verzorging door de wensouders, in Armenië moeten achterblijven. De draagmoeder heeft immers bij de notaris verklaard dat zij op geen enkele manier betrokken is in het leven van de kinderen en de tweeling niet zal verzorgen.

Tegen de uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.