Uitspraak: Belastingdienst moet vrouw schade vergoeden

Monique Verlind (DJMO)

De Belastingdienst Toeslagen moet van de bestuursrechter van de rechtbank Limburg de schade, die een alleenstaande vrouw met vier schoolgaande kinderen heeft geleden, vergoeden. De schade is ontstaan doordat de Belastingdienst is blijven weigeren om haar een persoonlijke betalingsregeling toe te kennen voor de jaren 2012, 2013 en 2014 voor ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag.

Gederfd inkomen
De vrouw heeft schade geleden doordat zij zich vanaf begin 2018 gedwongen zag korter te werken en minder inkomen had. Als ze full time zou zijn blijven werken, zou de kinderopvangtoeslag van 2018 kunnen worden ingehouden en zou loonbeslag kunnen worden gelegd. Voor het gederfde inkomen heeft de bestuursrechter een schadevergoeding van 6500 euro toegekend. Daarnaast is ook immateriële schadevergoeding (smartengeld) voor een bedrag van 900 euro toegekend, vanwege de ingrijpende gevolgen voor haar persoonlijke leven.

Geen afbetalingsregeling
De bestuursrechter is het met de Belastingdienst eens dat de vrouw had kunnen weten dat zij geen recht op de toeslag had, omdat haar voormalige partner werkloos was en dus de kinderen had kunnen opvangen. Maar de rechter vindt het in dit geval onrechtmatig dat de Belastingdienst op grond van het zogenaamde opzet/grove-schuld-criterium de vrouw na verbreking van de relatie geen afbetalingsregeling heeft willen toekennen die voor haar haalbaar was. Ook vindt de bestuursrechter het van belang dat de vrouw zelf wel steeds heeft gewerkt en de toeslag daadwerkelijk heeft besteed aan kinderopvang.

Uitzonderlijk geval
De bestuursrechter benadrukt in zijn uitspraak dat het gaat om een uitzonderlijk geval en dat dit niet betekent dat iedereen aan wie de Belastingdienst een persoonlijke betalingsregeling heeft geweigerd recht heeft op schadevergoeding. De rechter wijst er ten slotte op dat deze uitspraak los staat van de compensatieregelingen die zijn getroffen naar aanleiding van het rapport Donner.