Drie keer zoveel ruggenprikken bij bevallingen

Redactie

Het gebruik van de ruggenprik bij ziekenhuisbevallingen is in zes jaar tijd verdrievoudigd. Dat blijkt uit cijfers van de Perinatale Registratie Nederland, schrijft NRC Handelsblad zaterdag.

Gynaecoloog en hoogleraar verloskunde Arie Franx spreekt in de krant van 'een omslag'. "Vroeger was pijnstilling tijdens het baren iets dat vermeden moest worden. Dat denken verdwijnt snel."

Jarenlang werd volgens de krant bij zeven procent van de bevallingen in een ziekenhuis een ruggenprik gebruikt. Sinds 2003 groeit dit percentage. Vorig jaar werd bij 22 procent een ruggenprik gebruikt. De laatste maanden zou dit percentage harder zijn gaan groeien.

De stijging komt mede door een nieuwe richtlijn uit 2008. Toen is bepaald dat barende vrouwen altijd een ruggenprik mogen als de pijn hun te veel wordt. Daarvoor bepaalde de zorgverlener of een vrouw de prik krijgt. Tegenwoordig moet er dag en nacht een anesthesist klaarstaan om de prik toe te dienen.

Ook de morfinepomp wordt vaker gebruikt. Bij zo'n apparaat kan een vrouw zelf bepalen hoeveel verdoving ze krijgt toegediend. Tegenwoordig krijgt de helft van de vrouwen die in een ziekenhuis bevallen een vorm van pijnstilling. Tien jaar geleden was dat slechts een derde.

Een derde van de bevallingen in Nederland vindt thuis plaats. Dat aantal is nergens in de westerse wereld zo hoog.