[Special] Laatste dwaasheid van het wielrennen I

Bram (Chiel-Montagne)
Eind februari is met de Belgische semi-klassieker de Omloop het Nieuwsblad het klassieke voorjaar van deze wielerjaargang in gang geschoten. Voor FOK!sport de hoogste tijd om de meest in het oog springende koersen van deze lente onder de loep te nemen. Op paaszondag wacht het wielergilde traditioneel de hel op aarde: Parijs - Roubaix. De Hel van het Noorden.

De laatste dwaasheid van het wielrennen.

Alsof de duvel ermee speelt: een 259 kilometer lange helletocht op een katholieke feestdag. En dat al 107 edities lang. Parijs - Roubaix werd namelijk tijdens beide wereldoorlogen niet gehouden. Het lijkt op voorhand een vreemde, bijna wrange combinatie. Maar schijn bedriegt; ook in dit geval. Beide zaken zijn in de wielersport namelijk wél verenigbaar. Sterker: ze zijn de basis geweest van het moderne cyclisme. De pioniers van de wielersport hebben, door helse paden en dito elementen te trotseren, immers heldendom verworven en het cyclisme aanzien gegeven. Met dank aan het journaille, maar bovenal hun eigen vermogen om te lijden en op het juiste moment weer te verrijzen. En laten dat nu net de twee begrippen zijn die we terugvinden in de katholieke paasviering. Niet vreemd, want wielrennen is van oudsher dan ook een echte katholieke sport.


Afzien in Parijs - Roubaix

Parijs - Roubaix mag dan ook met recht de belichaming worden genoemd van alles waar de wielersport voor staat. Op paaszondag gaat het cyclisme immers traditioneel terug naar haar roots. De tijd waarin de coureurs op eenvoudige tweewielers zo snel mogelijk van punt A naar punt B gingen. Terwijl ze onderweg af dienden te rekenen met onbegaanbare en stoffige wegen, veelal gemaakt van puin en grind. Om maar te zwijgen over de vele valpartijen en lekke banden als gevolg van het eerdergenoemde wegdek. Hoewel het materiaal sindsdien een metamorfose heeft ondergaan, is het noeste karakter van de koers overeind gebleven. Dat heeft voornamelijk te maken met de 52,9 kilometer aan kasseien (zwerfstenen die worden gebruikt voor de aanleg van verharde wegen), in het Frans: pavé. Waar de komst van asfalt de kans op lekke banden en valpartijen deed dalen, blijft deze bij de kinderkopjes aanzienlijk hoog. Bovendien maakt het de (ploegen)tactiek ondergeschikt, waardoor de wedstrijd gewoonweg een krachtproef is tussen individuen. Zolang er dus kasseien zijn, blijft La Reine des classiques (de koningin der klassiekers): "de laatste dwaasheid van het wielrennen", om de voormalig koersdirecteur van Parijs - Roubaix Jacques Goddet te citeren.

Enkel dwazen wagen zich immers op de kinderkopjes. Het dokkeren op de kasseien vergt namelijk ontzettend veel van een mensenlichaam. Zo stelde de Britse oud-coureur Sean Yates in 1994 in gesprek met Cycle Sport: "Het rijden op pavé vergt zoveel kracht. Er is geen ontsnappen aan. Je krachten vloeien weg. Je voelt ze na iedere strook afnemen, het wordt erger en erger en je vraagt je af hoe lang je het volhoudt. Als het ophoudt, lig je er meteen uit. Als je niet alles kunt geven, raak je bij de eerste klap van de kasseien knock-out." Rijden op kasseien is dan ook allesbehalve een sinecure. Zo weet ook Jan Raas. "Als je zeven stroken hebt gehad dan voel je na tweehonderd kilometer niet meer of je nog op kasseien rijdt of op de gewone weg. Want je trilt gewoon door. 's Nachts nog. Je bent blij dat je in bed ligt. En al dat stof in je ogen doet pijn. Je moet ze nog dagen daarna spoelen", aldus de winnaar van 1982.


De gevreesde kasseien van Parijs - Roubaix

Op kasseien koersen is andere koek. Het rijden op dit wegdek vraagt dan ook om een andere rijstijl. "Je gaat niet zomaar in het wiel van iemand zitten: je moet voortdurend opkijken, want de ander kan een fout maken. Op de pavé rij je een lengte achter iemand, behalve als je echt wanhopig bent, en dan loop je het risico in een kuil te rijden. Je kunt geen abrupte bewegingen maken: je moet vooruit denken. Als het een beetje nat is en je maakt een plotselinge beweging dan lig je. Het lijkt op skiën tussen bomen door: je moet het overzicht behouden", vertelt Yates. Het is dan ook zaak om als eerste elke kasseistrook op te draaien, aangezien je dan nog iets kunt overzien. Bovendien is het belangrijk om de juiste lijn te kiezen: midden op de weg. "Want daar ga je toch het minste lek rijden, want de weg loopt bol. En de stenen in het midden rijden toch het beste", aldus Raas. Maar ook de kenners bleven daarmee niet gevrijwaard van pech. "Parijs - Roubaix rijden zonder te vallen en zonder lek te rijden, dat is heel knap. Dat heb ik maar één keer meegemaakt", vertelt de Nederlander, die de klassieker toch zevenmaal heeft gereden.

De kasseien deden na de Eerste Wereldoorlog hun intrede in La Reine. Daarmee werden namelijk de kapotgeschoten grindwegen vervangen, die voorheen als wegdek dienden. Begin jaren zestig werden de kasseistroken echter een zeldzaamheid, mede door de komst van het asfalt. Om er toch voor te zorgen dat hun koers geen saaie bedoeling werd, begon de organisatie van Godet druk te zoeken naar nieuwe kasseistroken. Er werd gespeurd naar originele stroken, om deze vervolgens als cultureel erfgoed te laten beschermen. Op die manier vond de organisatie een stook van veertien kilometer lang, en in 1968 ontdekte men de nu legendarische strook in het Bos van Wallers-Arenberg. Met dank aan oud-coureur Jean Stablinski die er bij de organisatie op aandrong om deze passage in het parcours op te nemen. Goddet antwoordde lacherig: "Ik zoek kasseien, geen modderpoelen", maar besloot als experiment de weg toch in de race te stoppen en sindsdien is de kasseistrook niet weg te denken.


Het gevreesde Bos van Wallers-Arenberg

Deze 2400 meter lange kaarsrechte weg dateert uit de Gallo-Romaanse tijd, en wordt eens per jaar ontsloten (wat overigens met meer stroken gebeurt). Dan gooit de boswachter van het Office National des Forest de slagbomen aan weerskanten van Le Pave d'Arenberg omhoog. Tienduizenden wielerfanatici drommen dan naar binnen om in enkele minuten tijd zo'n tweehonderd renners voorbij te zien dokkeren. Het kasseienpad bij Arenberg is er veel slechter aan toe geweest. Maar om de helletocht niet al te onmenselijk te maken, zijn te grote gaten op het verzoek van de organisatie in het verleden met asfalt dichtgesmeerd. Het schijnt overigens wel eens te gebeuren dat wielerfans een steen lospulken om als souvenir mee te kunnen nemen. Het Bos van Wallers is één van 27 kasseistroken in Parijs-Roubaix, en wellicht ook de lastigste, maar ligt te ver van de meet om écht een scherprechter te zijn. In het gunstigste geval breekt het peloton daar in stukken. Maar verder is de doortocht bijna alleen een curiositeit.


Klik hier voor Deel II