Column: Koningsklasse

Ed (Ared)
Het was een heerlijk weekje voor de racerij. Niet alleen zagen we in de Formule 1 alweer een leuke race, maar ook slechts zijdelings aan de Formule 1 verwant gebeurden er leuke dingen.

Zo mocht Ricardo Zonta vorige week één van mijn eigen dromen waarmaken – met zijn Toyota F1 over het circuit van Laguna Seca rijden. Dat moet een waanzinnige ervaring zijn. Maar wat het voor ons zo leuk maakt, is dat we even kunnen zien hoe die wagen presteert op een circuit waar andere raceklasses vaker te vinden zijn. Het Champcar record op Laguna Seca dateerde alweer uit 2000, toen Helio Castroneves het circuit in de eerste kwalificatie met 1:07.722 rondde. Zonta snoepte daar vorig weekend tijdens diverse demonstratieruns een kleine anderhalve seconde vanaf.

Afgelopen weekend hadden we ook de Champcars te gast op het Formule 1 circuit Gilles Villeneuve bij Montreal. Op zaterdag zette Sébastien Bourdais tijdens de tweede kwalificatiesessie een nieuw Champcar ronderecord neer, in een tijd van 1:20.005. Alonso deed hetzelfde circuit afgelopen juni, met redelijk gevulde tanks, in 1:14.942. Zelfs Sato zette daar een tijd neer die hem met ruime marge de pole position zou hebben opgeleverd tijdens de Champcar race. Overigens was die ronde van Alonso niet eens de snelste ooit in een Formule 1 auto op Montreal. Die eer komt toe aan Ralf Schumacher, die in 2004 tijdens de tweede kwalificatie, dus ook met volle tanks, een 1:12.275 neerzette. Verschil moet er zijn.

Het bewijst maar weer eens dat Formule 1, ondanks alle pogingen van Mosley om de sport te vergallen, nog met afstand de snelste raceklasse ter wereld is. Zo veel mogelijkheden om verschillende raceklassen met elkaar te vergelijken zijn er niet, dus ik kijk altijd reikhalzend uit naar de evenementen waarop het wel mogelijk is. Bijvoorbeeld de A1GP op het circuit van Sepang in Maleisië. Neel Jani zette daar afgelopen winter een snelste tijd neer van 1:54.441 tijdens de eerste kwalificatie. De pole position tijd van Fisichella enkele maanden later was 1:33.840. Een dikke twintig seconden sneller per ronde.

Welke raceklasse wordt nog meer wel eens vergeleken met de Formule 1? DTM? Laat me niet lachen. Als we de pole position tijden op Hockenheim van Jamie Green met die van Kimi Raikkonen vergelijken, zien we dat de Formule 1 de Duitse toerwagens met een dikke negentien seconden zoek rijden – 1:14.070 tegen 1:33.473. World Series by Renault? Die reden op Istanbul rondjes van rond de 1:40 tegen de Formule 1 tijden van dik onder de 1:30 afgelopen weekend.

Natuurlijk, tijdens de races van de MotoGP wordt meer ingehaald dan tijdens Formule 1 Grand Prix. Maak de F1 bolides ook smaller en maak de remmen zo beroerd dat je halverwege een recht stuk alweer moet beginnen met remmen en we zouden net zo veel inhaalacties zien. Maar als je het hebt over snelheid, zette Rossi op het circuit van Catalunya een pole neer van 1:41.855. De pole tijd van Alonso een maand daarvoor was 1:14.648. Dat scheelt zevenentwintig seconden per ronde.

Er is veel kritiek op de Formule 1, en veel van die kritiek is misschien ook wel terecht. Maar dat de sport haar positie als koningsklasse van de auto/motorsport op zou moeten geven? Voorlopig nog niet.