Column: Het wonder van verf

Ed (Ared)
Meer dan 100 dagen gingen er voorbij sinds Kimi Räikkönen voor het laatst in een Formule 1 auto had gereden. Slechts één middag had hij nodig om de nieuwe Mercedes motor te evalueren: waardeloos.

Natuurlijk verwoordde Kimi het zelf iets anders. Hij sprak over de formidabele inzet van Mercedes. Hij sprak over het volste vertrouwen dat het goed zou komen. Maar bovenal sprak hij over de lange weg die de motorleverancier te gaan had om tijdens de eerste race competitief te kunnen zijn. Vrij vertaald uit het pr jargon is dat dus: waardeloos.

Hoewel het verrassend (en eerlijk gezegd ook wel behoorlijk verfrissend) is om de coureur eerlijk zijn mening te horen geven, kan ik zeggen dat ik over de boodschap nauwelijks meer verbaasd kan zijn. Dat de Mercedes motor de achilleshiel van het team in 2005 was is geen geheim. Dat Kimi en McLaren vliegend de titels hadden kunnen veroveren als de motor betrouwbaar was geweest, staat vrijwel buiten kijf. Dat tijdens de eerste test met de nieuwe auto de motor al na 19 ronden begon te roken, is onbegrijpelijk.

Na vier dagen testen staat de score op twee V8’s met motorproblemen en twee gelimiteerde V10’s met motorproblemen. En wat misschien nog zorgelijker is: geen dag een McLaren in de top van de tijden. De enige dag zonder mechanische problemen was afgelopen woensdag, toen Montoya’s MP4/21 en Paffett’s MP4/20 respectievelijk op een negende en twaalfde plaats van de dertien testende auto’s eindigden. En dan vielen Montoya’s tijden nog alles mee gezien de tergend lage topsnelheden die de McLaren noteerde.

Kijken we naar wie Montoya op die ene probleemloze dag achter zich hield, zien we daar Coulthard in een Red Bull die niet in staat blijkt om de nieuwe Ferrari motor voldoende te koelen. Daarachter: Scott Speed in een Toro Rosso, beter bekend als voormalig Minardi, op slechts een halve seconde. En als hekkensluiter achter Paffett alleen nog Kubica die met nog eens twee seconden extra achterstand duidelijk geen kwalificatie set-up aan het testen was.

Natuurlijk, het zijn maar tests. Tests zijn juist bedoeld om kinderziektes bloot te leggen en de grenzen te verkennen. Tijdens tests weet je nooit of een team onder het minimum gewicht zit om wat positieve pers te vergaren of juist met volle tanks rijdt om race set-ups te beoordelen of om niet te veel informatie over de ware snelheid aan de concurrentie te geven. Een goed voorbeeld van dat laatste is bijvoorbeeld de McLaren M4/4 uit 1988. Al op de eerste dag kregen Prost en Senna opdracht om toch maar zo langzaam mogelijk te rijden, zodat de concurrentie niet zou zien hoe verschrikkelijk snel de auto was.

Maar de opmerkingen van Kimi doen vermoeden dat dat hier niet het geval is. De overduidelijke mechanische problemen doen vermoeden dat dat hier niet het geval is. Tel daar nog bij op het vertrek van hoofd ontwerper Newey, het aanstaande vertrek van hoofd aerodynamicus Prodromou, het gerucht dat technisch directeur Tombazis terug zal keren naar Ferrari, en dat van Kimi al jaren officieus bekend is dat hij in 2007 Schumacher op zal volgen bij Ferrari. Montoya’s reactie op het verlopen van de optie die McLaren op hem had en het aantrekken van Alonso was ook al typerend nonchalant: “Ik ga niet wachten tot Ron Dennis weet wat hij wil. Ik doe mijn werk en kijk rond. En als iemand anders me aanbiedt wat ik zoek ga ik weg.” Al met al is er van het zelfvertrouwen dat McLaren vorig jaar uitstraalde, de zekerheid dat het team de beste was en enkel nog een stukje betrouwbaarheid moest zien te realiseren, niets meer over.

In de meer dan vijftien jaar dat ik Formule 1 intensief volg heb ik een aantal clichés opgepikt die, zoals clichés wel vaker doen, vervelend vaak blijken te kloppen (anders zouden het immers nooit clichés geworden zijn). Eén daarvan is dat een snelle auto vanaf dag één snel is. Een ander is dat een snelle auto ook altijd mooi is. En laten we eerlijk zijn: de McLaren MP4/21 voldoet op het ogenblik aan geen van beide criteria. Maar het is nog vroeg; met de juiste mensen, het juiste budget, en de fantastische faciliteiten waar McLaren over kan beschikken kan er nog een hoop goedgemaakt worden. En anders is het hopen op de wonderbaarlijke invloed van een likje verf.