Rechtbank oordeelt dat uitzetting van zieke vrouw naar Azerbeidzjan terecht is

De rechtbank Den Haag heeft in de zaak van een vrouw uit Azerbeidzjan geoordeeld dat haar aanvraag voor uitstel van vertrek op medische gronden terecht is afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. De vrouw had aangevoerd dat zij vanwege haar gezondheid niet terug zou kunnen keren naar haar geboorteland, maar de rechtbank ziet onvoldoende reden om de minister in deze kwestie ongelijk te geven.

Achtergrond van de zaak
De vrouw, die al geruime tijd in Nederland verblijft, heeft te maken met verschillende medische aandoeningen, zoals hoge bloeddruk, hoog cholesterol en diabetes. Zij stelde dat de benodigde zorg in Azerbeidzjan niet beschikbaar of niet toegankelijk voor haar zou zijn. Bovendien betoogde ze dat haar zoon, die haar nu in Nederland verzorgt, niet in staat zou zijn om deze zorg voort te zetten als zij terugkeert naar Azerbeidzjan.

De minister heeft de eerdere aanvraag van de vrouw voor uitstel van vertrek al meerdere keren afgewezen, ondanks een eerdere uitspraak in 2021 waarin de minister werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De minister baseerde zich uiteindelijk op medische adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA), die stelden dat de noodzakelijke zorg wel degelijk beschikbaar was in Azerbeidzjan.

Oordeel van de rechtbank
Tijdens de zitting op 30 oktober 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister voldoende heeft aangetoond dat de medische zorg voor de vrouw beschikbaar en toegankelijk is in Azerbeidzjan. De rechtbank wees erop dat de vrouw niet voldoende kon bewijzen dat zij daar geen toegang zou hebben tot de noodzakelijke medicatie en behandelingen. Ook haar argument dat zij de zorg financieel niet zou kunnen bekostigen, werd onvoldoende onderbouwd bevonden.

De rechtbank erkende dat de vrouw mogelijk afhankelijk is van de mantelzorg van haar zoon, maar oordeelde dat de minister terecht stelde dat de zoon, die zelf ook een asielprocedure doorloopt, verplicht is om samen met zijn moeder terug te keren naar Azerbeidzjan. De zoon heeft momenteel enkel procedureel rechtmatig verblijf in Nederland, wat betekent dat hij geen verblijfsstatus heeft die hem vrijstelt van terugkeer.

Wat betekent dit voor de vrouw?
De vrouw voerde ook aan dat haar geestelijke gezondheid zou verslechteren en dat er zelfs sprake zou kunnen zijn van een suïciderisico als zij gedwongen wordt terug te keren. De rechtbank nam deze zorgen mee in haar overweging, maar oordeelde dat het suïciderisico al was meegenomen in het medisch advies en dat dit geen reden was om het besluit te herzien.

De rechtbank heeft het beroep van de vrouw uiteindelijk ongegrond verklaard. Dit betekent dat zij Nederland moet verlaten. Wel heeft de minister aangegeven dat zij niet zal worden uitgezet zolang de procedure van haar zoon nog loopt.

De vrouw kan tegen deze uitspraak nog in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de bekendmaking van de uitspraak. De volledige uitspraak is hier te vinden.