Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting in consultatie

Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting geeft het Rijk, provincies en gemeenten de wettelijke instrumenten om samen regie te voeren op de volkshuisvesting. Vandaag start de openbare internetconsultatie van dit wetsvoorstel. Overheden krijgen in de wet meer grip op hoeveel woningen, waar en voor wie wordt gebouwd en meer grip op mogelijkheden voor de versnelling van woningbouw.

Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge: “Te lang is gedacht dat de optelsom van lokale beslissingen als vanzelf een oplossing zou bieden voor de woningnood. Maar dat is niet het geval. Daarom moeten we de volkshuisvesting in ere herstellen en de regie hernemen. Met deze wet zorgen we ervoor dat overheden het juiste gereedschap hebben om te sturen op hoeveel, waar en voor wie we bouwen.”

Regie op hoeveelheid woningen en locaties
Op dit moment zijn er te weinig betaalbare woningen en ontbreekt het aan voldoende locaties om te bouwen. Het kabinet heeft als doel om 900.000 woningen te bouwen tot en met 2030, waarvan twee derde betaalbaar. Om hierop te kunnen sturen komt er een verplichting dat Rijk, provincie en gemeenten een volkshuisvestingsprogramma opstellen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de (regionale) bouwopgave, inclusief locaties. Op deze manier werken de overheden als één overheid samen aan de volkshuisvestelijke opgave. De wet geeft zowel het Rijk als provincies de mogelijkheid om juridisch te sturen via instructies, bijvoorbeeld om een knoop door te hakken over een nieuwbouwlocatie. Als overheden er samen niet uitkomen kan het Rijk in het uiterste geval woningbouwlocaties afdwingen.

Regie op betaalbaarheid
Om meer balans in de woningvoorraad te brengen en te zorgen voor een eerlijker verdeling tussen gemeenten, is het streven dat twee derde van de nieuwbouw bestaat uit betaalbare woningen. Zowel koop als huur, voor middeninkomens en lagere inkomens. Gemeenten met weinig sociale huur in de voorraad moeten een been bijtrekken door méér sociale huur te bouwen. Andersom hoeven gemeenten met veel sociale huur in de woningvoorraad juist mínder sociaal te bouwen, zij zullen meer focussen op het middensegment. Dit zorgt voor een betere verdeling van de woningvoorraad.

Versnellen procedures
Als in het woningbouwproces een rechterlijke uitspraak nodig is, dan is het belangrijk dat er snel duidelijkheid komt. Zowel omwonenden, toekomstige bewoners, bouwende partijen en gemeenten hebben immers baat bij een voortvarende uitspraak door de bestuursrechter. De regering wijst daarom categorieën bouwprojecten aan die versneld behandeld worden bij de rechter. Om die versnelling in te zetten komt er voor die projecten één gang naar de rechter in plaats van twee, doet de bestuursrechter binnen zes maanden uitspraak, wordt het beroep versneld behandeld en moeten de redenen van het beroep binnen de beroepstermijn zijn ingediend.

Regie evenredige verdeling
Voor sommige groepen is het extra lastig om een woning te vinden, zoals mensen die uitstromen vanuit de GGZ, de maatschappelijke opvang en het beschermd wonen komen. Dit wetsvoorstel creëert meer mogelijkheden voor mensen die met urgentie een woning nodig hebben. Gemeenten worden verplicht in hun huisvestingsverordening een urgentieregeling vast te stellen, waarbij ze verplicht een aantal landelijk geldende categorieën ‘urgent woningzoekenden’ opnemen. De huisvestingsopgave van deze groepen wordt met de wet tevens evenrediger verdeeld in de regio, daar waar met name centrumgemeenten momenteel de grootste opgave invullen.

Verstevigen van lokale prestatieafspraken
Om de volkshuisvestelijke doelen te realiseren is ook de inzet van woningcorporaties van groot belang. Dit wetsvoorstel regelt dat de gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma’s hun doorwerking krijgen in de lokale prestatieafspraken tussen gemeenten, huurdersorganisaties en woningcorporaties. Indien een geschil ontstaat bij het maken en/of het uitvoeren van deze lokale prestatieafspraken, kunnen alle partijen dit geschil voorleggen aan de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Op basis van het advies van een onafhankelijke adviescommissie doet de minister vervolgens een bindende uitspraak. Hiermee kunnen de partijen dan samen verder werken aan de opgave waar zij lokaal voor staan.