Opnieuw minder bezoekers in Nederlandse musea

Nederlandse musea trokken in 2021 mede door een lange lockdown ruim 2 miljoen (-14 procent) minder bezoekers dan een jaar eerder. In vergelijking met 2019 is het aantal bezoekers zelfs met 64 procent gedaald. Vooral ouderen en mensen met een beperking gingen sinds de uitbraak van corona minder vaak naar een museum. De totale publieksinkomsten namen ten opzichte van 2019 met ruim 60 procent af. Door steun van de overheid lukte het de meeste musea in 2021 wel om met zwarte cijfers af te sluiten. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

Door de coronapandemie waren musea in 2021 maar een deel van het jaar open voor het publiek. De coronamaatregelen hadden een grote impact op de bezoekersaantallen. In 2021 trokken de musea 12,3 miljoen bezoekers, 14 procent minder dan een jaar eerder. De daling was het sterkst onder buitenlandse bezoekers. In 2019 waren buitenlandse gasten nog goed voor 10,3 miljoen bezoekers, twee jaar later was dit met meer dan 85 procent gedaald tot 1,5 miljoen.

Het aantal binnenlandse bezoekers daalde in 2021 vergeleken met twee jaar eerder naar 10,8 miljoen, een afname van ruim 54 procent.

Vooral minder museumbezoek van ouderen en mensen met een beperking
Uit de persoonsenquête Vrije Tijds Omnibus (VTO) blijkt dat in coronajaar 2020, in vergelijking met de jaren 2012-2018, vooral ouderen en mensen met een beperking minder vaak een museum bezochten. In 2020 bezocht 31 procent van de mensen met een beperking een museum in binnen- of buitenland. In de periode voor corona was dat gemiddeld 46 procent. Van de mensen zonder beperking bezocht 45 procent een musea, voor corona was dat gemiddeld 57 procent.

Ook de frequentie van het bezoek door mensen met een beperking daalde: van gemiddeld 4,2 keer per jaar voor corona naar 2,8 keer in 2020. Voor mensen zonder beperking daalde de frequentie van het bezoek van gemiddeld 4,0 naar 3,3 keer.

In 2020 ging 37 procent van de zeventigplussers gemiddeld 3,9 keer naar een museum, voorheen ging 43 procent van hen gemiddeld iets vaker dan 5 keer per jaar naar het museum.

Daling publieksinkomsten, stijging steunbijdragen en private bijdragen
De daling van de bezoekersaantallen werkt logischerwijs door in de publieksinkomsten uit de entree en Museumkaartvergoeding. De publieksinkomsten daalden in 2021 tot 98,9 miljoen euro, een afname van ruim 60 procent ten opzichte van twee jaar eerder. Ook de inkomsten uit de museumwinkel en -horeca slonken; met bijna de helft tot ongeveer 50 miljoen euro.

De totale directe opbrengsten waren in 2021 vergeleken met twee jaar daarvoor gehalveerd naar 219 miljoen euro. Doordat de totale indirecte opbrengsten echter toenamen bleven de totale bedrijfsopbrengsten op hetzelfde niveau.

De belangrijkste toename van indirecte opbrengsten kwam van corona-steunmaatregelen (145,8 miljoen euro in 2021). Maar ook de opbrengsten uit private middelen zoals schenkingen namen toe tot 156 miljoen euro.

Besparingen op tentoonstellingskosten en inhuur van personeel
De totale uitgaven van de musea bedroegen 1 miljard euro in 2021, een daling van 9 procent vergeleken met twee jaar eerder. Naast besparingen op de inkoopkosten voor winkel en horeca, bespaarden de musea ook op de kosten voor tentoonstellingen, marketing en communicatie en de inhuur van personeel. Dat laatste is ook terug te zien in de daling van het aantal ingehuurde krachten; dat nam af van bijna 4 900 in 2019 naar 3 200 twee jaar later. Het aantal werknemers in loondienst bleef met ruim 9 800 daarentegen ongeveer gelijk aan 2019.

Mede door de steunmaatregelen van de Nederlandse overheid konden de meeste musea ook 2021, een jaar met minder bezoekers en publieksinkomsten door lockdowns, zonder tekorten afsluiten.