Staatssecretaris mag Nederlanderschap van Rwandese man niet zonder verder onderzoek intrekken

De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het Nederlanderschap van een man uit de gemeente Rheden niet zonder nader onderzoek mocht intrekken. De staatssecretaris trok de nationaliteit van de man in, omdat er volgens hem ernstige redenen waren om te veronderstellen dat hij betrokken was bij het plegen van ernstige misdrijven tijdens de Rwandese genocide in 1994. Volgens de rechtbank is de intrekking van de Nederlandse nationaliteit van de man onzorgvuldig geweest. De staatssecretaris had zich daarbij niet mogen baseren op informatie van de Minister van Buitenlandse Zaken, omdat concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid van die informatie.

De man kwam oorspronkelijk uit Rwanda en verkreeg in 2006 de Nederlandse nationaliteit. In 2018 startte de staatssecretaris een procedure om de verlening van de Nederlandse nationaliteit ongedaan te maken. Uit informatie van de minister van Buitenlandse Zaken, neergelegd in een zogenoemd ‘individueel ambtsbericht’, volgde volgens de staatssecretaris dat er ernstige redenen waren om te veronderstellen dat de man betrokken was bij de Rwandese genocide. Hij zou zich toen schuldig hebben gemaakt aan zeer ernstige misdrijven. De staatssecretaris trok vervolgens zijn Nederlanderschap in.

Individueel ambtsbericht
Een individueel ambtsbericht is een deskundigenadvies van de minister van Buitenlandse Zaken aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Informatie die ten grondslag ligt aan zo'n ambtsbericht kan door betrokkenen zelf niet worden ingezien, omdat een individueel ambtsbericht vaak is gebaseerd op verklaringen van anonieme bronnen. Dit is nodig om de veiligheid van de bronnen te waarborgen. In dit geval gaven zowel de man als de staatssecretaris toestemming aan de rechtbank om deze stukken onder geheimhouding in te zien en bij de beoordeling te betrekken.

Twijfel aan juistheid ambtsbericht
Na het inzien van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht oordeelt de rechtbank, dat de staatssecretaris zich niet op dit ambtsbericht had mogen baseren. Volgens de rechtbank bestaan er namelijk concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de in het ambtsbericht opgenomen informatie. Zo kan uit informatie over de 3 belangrijkste gebruikte bronnen slechts worden afgeleid dat zij kennis hebben van de activiteiten van de man ná een bepaalde periode. Niet wordt duidelijk hoe zij konden verklaren over eerdere activiteiten van de man. Ook geldt dat de weergave van de verklaringen van deze bronnen over de relevante gebeurtenissen erg algemeen van aard is en weinig tot geen concrete details bevat.

Gelet hierop is de staatssecretaris te gemakkelijk voorbij gegaan aan een aantal tegenargumenten die door de man zijn aangevoerd. Zo is zijn naam nooit genoemd in zaken bij het Rwandatribunaal of in rapporten over de gebeurtenissen waar hij bij betrokken zou zijn geweest. Ook komt zijn naam niet voor op lijsten van gezochte personen van de rechtbanken in Rwanda die zich bezighouden met vervolging van genocideverdachten.

Staatssecretaris moet opnieuw beslissen
De rechtbank concludeert dat het besluit van de staatssecretaris onzorgvuldig tot stand is gekomen en vernietigt daarom dit besluit. Omdat het gaat om een besluit op het door de man ingediend bezwaarschrift moet de staatssecretaris opnieuw op dat bezwaarschrift beslissen.