Geen bewijzen van netwerken ritueel kindermisbruik

Er zijn geen bewijzen dat er in georganiseerd verband kinderen op een rituele of satanische wijze worden misbruikt. Dat constateert de commissie-Hendriks die dit op verzoek van de Tweede Kamer onderzocht. De politie sluit zich aan bij de bevindingen van de commissie.

Een uitzending van het VPRO-programma Argos uit juni 2020 vormde de aanleiding voor het onderzoek van de commissie-Hendriks. In het radioprogramma spraken verschillende slachtoffers over ernstig seksueel misbruik en martelingen. Ook het offeren van baby’s werd genoemd. De politie heeft aanvullend opsporingsonderzoek gedaan en stelde vast dat in de door Argos besproken zaken, geen bewijzen waren van georganiseerd seksueel ritueel misbruik.

De Tweede Kamer vroeg om een onderzoek naar georganiseerd en gewelddadig misbruik van minderjarigen. Een commissie onder leiding van de Amsterdamse hoogleraar Jan Hendriks ging aan de slag en stuurde deze week haar eindrapport ‘Tussen ongeloof, ondersteuning en opsporing’ naar minister Yesilgöz van Justitie en Veiligheid.

Het is ‘onomstreden’ dat georganiseerd en gewelddadig misbruik van minderjarigen bestaat, stelt de commissie. Op welke schaal het voorkomt is voor wetenschappers en de commissie moeilijk in te schatten. Minder overtuigd is de commissie van bestaan van netwerken die zich toeleggen op het ritueel of satanisch misbruik van kinderen.

‘De politie heeft kennisgenomen van het rapport’, zegt Caroline Monster, Landelijke Programmamanager Zeden. ‘Wij kunnen ons vinden in de conclusies van het onderzoek. We kunnen ook niet genoeg benadrukken dat de politie altijd onderzoek doet na elke aangifte, melding of zelfs signalen van seksueel geweld en daarmee dus ook zaken die aspecten hebben van georganiseerd ritueel misbruik. Het is daarom erg belangrijk dat slachtoffers van deze strafbare feiten zich melden bij de politie. Daarbij gaan wij serieus en zorgvuldig te werk. De politie heeft daartoe expertise in huis.’

In onderzoeken naar gecompliceerde zedenzaken is een rol weggelegd voor de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). In deze expertisegroep komen interne en externe deskundigen uit allerlei disciplines samen, zoals zedenrechercheurs, rechtspsychologen, klinisch psychologen en recherche psychologen. Bij een aangifte volgt altijd een opsporingsonderzoek. Aan het einde van dat onderzoek beoordeelt de LEBZ desgewenst een dossier op verzoek van de officier van justitie. De LEBZ adviseert dan om nader onderzoek te doen of om wel of niet vervolging in te stellen.

‘Uit de dossiers die de commissie-Hendriks heeft ingezien, blijkt de procedure die de LEBZ gevolgd heeft, steeds navolgbaar’, stelt Monster. ‘De conclusies van het bureau volgen logisch uit de analyses. De commissie-Hendriks kwam op grond van de beschikbare politiedossiers tot dezelfde conclusies als de experts die deze dossiers vanuit de LEBZ hadden beoordeeld.’