3 op de 4 vrouwen willen economisch zelfstandig zijn

Drie kwart van de vrouwen die geen onderwijs volgen en jonger dan 65 jaar zijn vindt het belangrijk zichzelf financieel te kunnen onderhouden. In de praktijk zijn dit er minder: 66 procent was economisch zelfstandig in 2021. Zij verdienden minstens het bijstandsniveau. Mannen zijn vaker economisch zelfstandig (81 procent), en hechten daar ook vaker belang aan (87 procent). Dat meldt het CBS in de nieuwe Emancipatiemonitor.

Met 72 procent zeggen mannen vaker dan vrouwen (55 procent) dat ze moeten werken omdat hun inkomen niet gemist kan worden. Ook willen meer mannen dan vrouwen zo veel verdienen dat ze zichzelf en hun eventuele kinderen kunnen onderhouden. Dat verschil is het grootst bij samenwonende stellen met kinderen. In deze stellen geven vaders met 77 procent ook het vaakst aan dat hun inkomen niet gemist kan worden.

Vaders vaakst economisch zelfstandig
Het grote belang dat vaders hechten aan een eigen inkomen gaat samen met een relatief hoog aandeel economisch zelfstandigen. 9 op de 10 vaders met een partner waren economisch zelfstandig in 2021. Bij de samenwonende moeders was dat minder: 7 op de 10. Als ze (nog) geen kinderen hebben verschilt de economische zelfstandigheid van vrouwen en mannen (tot 45 jaar) relatief weinig. De komst van kinderen is vaak een kantelpunt in de loopbaan van vrouwen. 45 procent gaat minder werken of stopt als ze een kind krijgen, bij mannen is dat nog geen 7 procent.

Met 55 procent waren alleenstaande moeders met een kind onder de twaalf jaar het minst vaak economisch zelfstandig. Bij moeders van wie het jongste kind twaalf jaar of ouder is, was dat met 65 procent hoger en was ook het verschil met alleenstaande vaders kleiner. Relatief weinig vrouwen boven de 45 jaar zonder minderjarige kinderen waren economisch zelfstandig. Vooral bij samenwonenden is het verschil met mannen groot.

1 op 3 niet-economisch zelfstandige vrouwen werkt
Van de ruim 1,6 miljoen vrouwen die niet economisch zelfstandig waren in 2021, had 32 procent betaald werk. Zij verdienen met dat werk dus minder dan het bijstandsniveau, vooral doordat ze weinig uren werken en/of een laag uurloon hebben. 47 procent kreeg een uitkering en 21 procent had helemaal geen eigen inkomen. Bij economisch niet-zelfstandige mannen (912.000) is het aandeel dat werkt met 27 procent wat lager dan bij vrouwen. De meesten (64 procent) hadden een uitkering.

2 op 3 vrouwen in deeltijd zou meer willen werken
Bijna 7 op de 10 werkende vrouwen werkten in 2021 in deeltijd (minder dan 35 uur per week). Van deze deeltijdwerkenden zou 65 procent onder bepaalde voorwaarden meer uren willen werken dan ze nu doen. Vooral als het huishoudensinkomen niet meer toereikend zou zijn, overwegen vrouwen meer te gaan werken. Ook als het werk beter kan worden gecombineerd met het privéleven zouden ze hun werkweek willen uitbreiden. Een deel wacht op de vraag van hun werkgever om meer uren te komen werken.

Van de vrouwen die nu niet werken zou een kwart aan de slag gaan als de omstandigheden anders zijn. Het vinden van werk dicht bij huis, met het gewenste aantal uren, en afstemming met het privéleven zijn voor hen de belangrijkste voorwaarden om (weer) te gaan werken. Goede en goedkope kinderopvang zou relatief weinig vrouwen bewegen om (meer) te gaan werken.

Ruim 200.000 vrouwen onderbenutte deeltijder
Bijna 7 procent van de werkende vrouwen die geen onderwijs volgen wil meer uren werken en is daarvoor ook binnen twee weken beschikbaar. Dit zijn de onderbenutte deeltijders. Het gaat in totaal om 209.000 vrouwen (en 77.000 mannen) in 2021. Moeders met het jongste kind tussen de twaalf en achttien jaar zijn met 9 procent het vaakst onderbenutte deeltijder, vrouwen zonder kinderen het minst vaak (4 procent).