Greenpeace gaat ioniserende straling meten rond oude kerncentrale Tsjernobyl

In Oekraïne doet milieubeschermingsorganisatie Greenpeace onderzoek naar de omvang van ioniserende straling rond de oude kerncentrale van Tsjernobyl. Een internationaal team van experts neemt metingen in een verlaten Russische positie, zei Greenpeace.

Er moet worden uitgezocht welke gevolgen de Russische invasie had voor de centrale. De onderzoeken zijn daarom goedgekeurd door de Oekraïense regering.

Russische troepen namen de controle van de kerncentrale over op 24 februari, de eerste dag van hun aanval op Oekraïne. Eind maart trokken ze zich terug van het terrein.

Volgens het International Atomic Energy Agency is er nooit een groot gevaar geweest voor mens of milieu. De radioactieve niveaus zijn iets toegenomen, vermoedelijk als gevolg van de beweging van zwaar materieel. Daarnaast viel de stroomvoorziening af en toe uit, waardoor ook de bewaking van de stralingsniveaus werd onderbroken. Greenpeace trekt daarom de verklaringen van de autoriteit in twijfel en wil deze toetsen met eigen onderzoeken.

Na de Russische terugtrekking meldde de Oekraïense atoomenergieautoriteit Energoatom dat Russische troepen loopgraven hadden gegraven in een verboden zone en zichzelf daardoor hadden besmet met radioactief materiaal.

Het ergste nucleaire ongeval in de geschiedenis vond plaats op 26 april 1986 in de kerncentrale van Tsjernobyl. De energiecentrale is sindsdien stilgelegd en er zijn strenge veiligheidsmaatregelen genomen om het ontsnappen van radioactiviteit te voorkomen.