Inkomensverschil speelt rol bij opkomst landelijke en lokale verkiezingen

Een hoger percentage stemmers met een laag inkomen in een Nederlandse buurt gaat samen met een groter verschil in opkomst bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer of de gemeenteraad. Bij een hoger aandeel hogere inkomens is het verschil kleiner. Zo was het gemiddelde verschil in opkomst tussen Tweede Kamerverkiezingen en lokale verkiezingen minder dan 24,4 procentpunt in een buurt met een groter aandeel hogere inkomens en 27,3 procentpunt in een buurt met meer lagere inkomens. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS.

Het verschil in opkomst tussen Tweede Kamerverkiezingen en gemeenteraadsverkiezingen is de afgelopen jaren groter geworden. De opkomst voor Tweede Kamerverkiezingen ligt meestal rond de 80 procent, terwijl de opkomst voor gemeenteraadsverkiezingen 50 à 60 procent bedraagt. Het CBS ging op zoek naar mogelijk verklarende factoren voor dat verschil aan de hand van kenmerken van de buurtbevolking, zoals de omgeving waarin kiezers wonen.

Het CBS keek daarbij naar de verkiezingen van de Tweede Kamer van 2017, de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 en herindelingsverkiezingen in 2017 en 2018. De toename van het verschil door de jaren heen is niet onderzocht.

Meer verschil bij buurt met lage inkomens
Het verschil in opkomst tussen de verkiezingen voor de Tweede Kamer en voor de gemeenteraad is groter naarmate er verhoudingsgewijs meer lage inkomens zijn in een buurt. Zo was het gemiddelde verschil in opkomst tussen Tweede Kamerverkiezingen en lokale verkiezingen minder dan 24,4 procentpunt (84,3 tegen 59,9 procent) in een buurt met een groter aandeel hogere inkomens en 27,3 procentpunt in een buurt met meer lagere inkomens (74,5 tegen 47,2 procent).

Dit verschil in opkomst tussen de gemeenteraadsverkiezingen en Tweede Kamerverkiezingen, door een groter percentage lagere inkomens in een buurt, blijft ook standhouden als er rekening wordt gehouden met andere elementen zoals opleidingsniveau en leeftijd.

Hoe meer hoger opgeleiden in buurt hoe kleiner het verschil in opkomst
Het opkomstverschil tussen Tweede Kamer en lokale verkiezingen is kleiner naarmate het percentage hoger opgeleiden in een buurt toeneemt. Het percentage lager opgeleiden heeft geen effect op het verschil. Zo was het gemiddelde verschil in opkomst tussen Tweede Kamerverkiezingen en lokale verkiezingen minder dan 24,2 procentpunt (82,7 tegen 58,5 procent) in een buurt met een groter aandeel hoger opgeleiden en 28,5 procentpunt in een buurt met meer lager opgeleiden (73,5 tegen 45,0 procent). Dit verschil in opkomst door lagere opgeleiden houdt echter niet stand als er andere factoren meegenomen worden, zoals inkomen en leeftijd.

Hoe meer partijen, hoe groter het verschil in opkomst
Daarnaast valt op dat het verschil tussen beide soorten verkiezingen groter wordt naarmate er meer partijen meedoen tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. Verder wordt duidelijk dat de deelname van PVV, FvD of Leefbaar Rotterdam, zogenoemde populistische partijen, aan de lokale verkiezingen geen invloed heeft op het verschil in opkomst tussen de Kamer- en gemeenteraadsverkiezingen.

Een hoger stempercentage voor lokale partijen gaat wel gepaard met een iets lagere opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen alleen.

Effect van leeftijd op opkomst en verschil tussen verkiezingen
Bij de gemeenteraadsverkiezingen leidt een groter percentage 15- tot 25-jarigen of 65-plussers in een buurt tot een hogere opkomst. Een hoger percentage 65-plussers in de buurt gaat ook samen met een kleiner verschil in de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen en de verkiezingen voor de gemeenteraad, terwijl een groter percentage 15- tot 25-jarigen geen effect heeft op het verschil.

Zo was het gemiddelde verschil in opkomst tussen Tweede Kamerverkiezingen en lokale verkiezingen minder dan 25,4 procentpunt (83,7 tegen 58,3 procent) in een buurt met een groter aandeel 65-plussers en 29,5 procentpunt in een buurt met meer 15- tot 25-jarigen (76,8 tegen 47,3 procent). Dit verschil in opkomst door een groter aandeel 15- tot 25-jarigen houdt niet stand als er andere factoren, zoals opleidingsniveau en leeftijd, worden meegenomen. Het verschil voor een groter aandeel 65-plussers blijft wel standhouden als er andere factoren worden meegewogen.

Lagere opkomst tijdens herindelingsverkiezingen
Ook valt op dat de opkomst bij herindelingsverkiezingen gemiddeld lager is dan reguliere gemeenteraadsverkiezingen. Zo was de opkomst bij gemeenten zonder herindelingsverkiezingen gemiddeld 56 procent, bij gemeenten met herindelingsverkiezingen was dat gemiddeld 46 procent. Gemiddeld genomen hebben herindelingsverkiezingen een 10 procentpunt lagere opkomst. Dit blijft ook standhouden als er andere elementen worden toegevoegd.

Een extra stembureau zorgt alleen bij de gemeenteraadsverkiezingen voor een hogere opkomst. Toevoeging van een stembureau zorgt niet voor een kleiner verschil in opkomst tussen de twee verkiezingen.