Van vernieling verdachte boeren voor de rechter (boerenprotesten 2019)

Vandaag behandelde de rechtbank in Groningen feiten die zijn gepleegd tijdens de zogeheten boerenprotesten op 14 oktober 2019 in de omgeving van het provinciehuis in Groningen. In totaal staan vier verdachten terecht voor opruiing, vernieling en geweldpleging. Daarnaast wordt een man verdacht van wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee rechercheurs in Noordhorn.

Demonstreren is een recht. En dat hangt nauw samen met onze vrijheid van meningsuiting. Het recht om te demonstreren is verankerd in onze Grondwet en in internationale mensenrechtenverdragen. Aan demonstraties mag de overheid ‘in principe’ geen beperkingen opleggen. Maar niet alles is toegestaan bij een demonstratie. Het is aan de officier van justitie om op te treden tegen demonstranten die bijvoorbeeld vernielingen plegen, geweld toepassen, mensen of het verkeer in gevaar brengen en dus kort gezegd de regels overtreden. Dat is altijd repressief, altijd nádat een feit is gepleegd, niet om tegen een demonstratie als zodanig op te treden.

De zaken die de rechtbank Groningen vandaag behandelt gaan dan ook niet over de boodschap van een demonstratie of de mening van demonstranten. Deze zaak gaat over grenzen die zijn overschreden.

De persofficier: “Dat de boeren zich door voorgestelde maatregelen van de overheid in het nauw gedreven voelden is begrijpelijk. Ook vanuit de maatschappij is begrip voor hun beslissing om te gaan demonstreren. Die demonstratie verliep voor een groot deel gedegen en geordend. Maar er is geen begrip voor de vernielingen die door de oplopende emoties zijn aangericht.”

Het OM verdenkt twee verdachten, een 50-jarige man uit Groningen en een 32-jarige man uit Tynaarlo van opruiing door de aanwezige demonstranten te bewegen om vernielingen aan te brengen aan het provinciehuis en het provinciehuis binnen te dringen. De 32-jarige man wordt ook verweten dat hij als bijrijder op een tractor zo hard door een afzetting bij de Vismarkt heen is gereden dat deze volledig vernield werd. Een 41-jarige man uit Noordbroek wordt verweten dat hij met zijn tractor de deur van het provinciehuis heeft vernield.

Het OM eiste tegen de 50-jarige verdachte 60 uur werkstraf en tegen de 32-jarige verdachte een werkstraf van 100 uur. De officier: “Opruiing moet gericht zijn op het in het openbaar oproepen tot strafbaar handelen. Hier is wat het OM betreft sprake van”. De 41-jarige man die wordt verdacht van het vernielen van de voordeur van het provinciehuis hoorde een werkstraf van 60 uur tegen zich eisen.

Vanmiddag volgen de zaken tegen twee andere verdachten. En een 30-jarige man uit Noordhorn wordt ervan verdacht dat hij met zijn tractor een politiepaard heeft aangereden. Een 55-jarige man uit Noordhorn wordt verweten dat hij op 4 november 2019 twee rechercheurs, die onderzoek deden naar de bestuurder die er van verdacht wordt met zijn tractor het politiepaard te hebben aangereden tijdens de boerenprotesten, tegen hun wil heeft vastgehouden op zijn boerenerf. Dit leverde een bedreigende situatie op.

Wederrechtelijke vrijheidsberoving
Een 55-jarige man uit Noordhorn wordt verweten dat hij op 4 november 2019 twee rechercheurs, die onderzoek deden naar de bestuurder die er van verdacht wordt met zijn tractor een politiepaard te hebben aangereden tijdens de boerenprotesten, tegen hun wil heeft vastgehouden op zijn boerenerf. De officier: “Verdachte mag het niet eens zijn met het overheidsbeleid. Verdachte mag het niet eens zijn met het feit dat politie en justitie onderzoek doen naar een mogelijk door zijn stiefzoon gepleegd strafbaar feit. Natuurlijk. Maar er zijn vreedzame, maatschappelijk aanvaarde, manieren om dat kenbaar te maken. Door strafbare feiten te plegen, is verdachte in zijn verzet veel te ver gegaan. Politiemensen, in ons aller belang aangesteld voor de handhaving van de rechtsorde, zijn in de uitoefening van hun functie door verdachte enige tijd van hun vrijheid beroofd en zij hebben zich door zijn toedoen onmachtig en onveilig gevoeld. En toen hij werd aangehouden, heeft verdachte zich ook tegen die aanhouding verzet.” De officier eist een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden (met aftrek van voorarrest) met een proeftijd van twee jaar. En daarnaast een werkstraf voor de duur van 150 uur.