Ondernemingskamer grijpt in bij Limburgse omroep L1 wegens interne machtsstrijd

De Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft vandaag een onderzoek gelast naar het beleid en de gang van zaken bij de Limburgse regionale omroep L1. Ook treft de Ondernemingskamer tijdelijke maatregelen ter versterking van de raad van commissarissen (RvC) en het bestuur. De Ondernemingskamer benoemt een tweede bestuurder van L1 en voegt een commissaris toe aan de RvC. Die commissaris heeft binnen de RvC een beslissende stem. Deze maatregelen gelden voor de duur van de procedure en zijn gericht op normalisatie van de verstandhoudingen binnen L1. De Ondernemingskamer zal de onderzoeker, bestuurder en commissaris naar verwachting later deze week bekend maken.

De RvC en de bestuurder van L1 hebben verzocht om een onderzoek en het treffen van tijdelijke maatregelen. Zij menen dat er binnen L1 een strijd om de macht gaande is en dat de ondernemingsraad en de hoofdredactie daarin een belangrijke rol spelen.

De ondernemingsraad vindt ook dat er moet worden ingegrepen. Volgens de ondernemingsraad zijn de problemen binnen L1 te wijten aan gebrekkig functioneren van de RvC en een autoritaire wijze van leiding geven door de bestuurder, die begin september 2020 is aangetreden. De ondernemingsraad heeft aangedrongen op vervanging van deze bestuurder door een tijdelijke door de Ondernemingskamer te benoemen bestuurder en op benoeming van een tijdelijke commissaris.

Het onderzoek
De Ondernemingskamer constateert in haar beschikking dat de problemen binnen L1 in sterke mate samenhangen met een ongezonde dynamiek tussen enerzijds de RvC en het bestuur en anderzijds de ondernemingsraad en de hoofdredactie. De verhoudingen tussen deze partijen zijn grondig verstoord en gevreesd moet worden dat zowel de medewerkers van L1 als de publieke functie van L1 daaronder te lijden hebben. Een onderzoek naar het functioneren van alle geledingen van L1 is noodzakelijk om orde op zaken te stellen.

De maatregelen
De Ondernemingskamer constateert dat de rol van de RvC, in het bijzonder rondom de introductie van de huidige bestuurder en de werving en selectie van een tweede bestuurder, vragen oproept. De RvC is bovendien op dit moment niet bij machte zelf effectief in te grijpen. De benoeming van een vierde commissaris beoogt de slagkracht van de RvC te vergroten.

De Ondernemingskamer constateert daarnaast dat de ondernemingsraad en de hoofdredactie zich tegen de bestuurder hebben gekeerd op een wijze die niet overeenstemt met de taak van de ondernemingsraad als medezeggenschapsorgaan en met de journalistieke verantwoordelijkheid van de hoofdredactie. Mede gelet op de aard van de ondernemingsraad als gekozen medezeggenschapsorgaan heeft de Ondernemingskamer niet ingegrepen in de samenstelling van de ondernemingsraad. Ook heeft de Ondernemingskamer de hoofdredacteur vooralsnog niet geschorst.

De Ondernemingskamer oordeelt dat tot nu toe niet is gebleken dat de bestuurder heeft bijgedragen aan de escalatie van de interne verhoudingen. De Ondernemingskamer heeft de bestuurder dan ook niet geschorst. De Ondernemingskamer benoemt wel, zoals alle partijen hebben verzocht, tijdelijk een tweede bestuurder. Daarmee wil de Ondernemingskamer, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, normalisatie van de verstandhoudingen tussen partijen bevorderen.