Zaak gratieverzoek levenslang veroordeelde schutter ‘Het Koetsiertje’ moet over

Het gerechtshof Amsterdam moet de beslissing over het niet verlenen van gratie aan de tot levenslang veroordeelde schutter in café ‘Het Koetsiertje’ in Delft opnieuw beoordelen. Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist.

De eiser in deze zaak is in 1984 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf wegens een schietpartij in café ‘Het Koetsiertje’ in Delft op 5 april 1983. Daarbij zijn zes doden en enkele gewonden gevallen.

In 2017 heeft de veroordeelde een gratieverzoek ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft geadviseerd dit verzoek af te wijzen. Het gerechtshof Den Haag, dat in 1984 de levenslange gevangenisstraf heeft opgelegd, heeft geadviseerd het gratieverzoek toe te wijzen. Vervolgens heeft de minister in 2019 beslist tot afwijzing van het gratieverzoek.

Kortgedingprocedure
Tegen deze beslissing heeft de veroordeelde een kort geding aangespannen. De veroordeelde eist dat de minister de afwijzing van het gratieverzoek herroept en dat er een nieuwe beslissing wordt genomen. Het gerechtshof heeft in deze kortgedingprocedure geoordeeld dat de minister de afwijzing van het gratieverzoek niet goed heeft onderbouwd. Volgens het gerechtshof is het afwijken door de minister van het advies van de rechter die de straf heeft opgelegd, alleen toegestaan als er zich bijzondere omstandigheden voordoen. Het moet dan gaan om (nieuwe) feiten en omstandigheden waarmee de adviserende rechter geen rekening heeft gehouden. Het gerechtshof oordeelt dat die situatie zich in deze zaak niet voordoet. Het gerechtshof heeft daarom in deze kortgedingprocedure de minister de verplichting opgelegd om op korte termijn een beslissing te nemen op een nieuw gratieverzoek. De minister stelde tegen de beslissing van het gerechtshof beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad zet in zijn uitspraak van vandaag uiteen dat aan het advies van de rechter dat de levenslange gevangenisstraf heeft opgelegd, een zeer groot gewicht toekomt. Als bij de beslissing over gratieverlening van dat advies wordt afgeweken, moet dat door de minister worden toegelicht. Als er geen gratie wordt verleend, kan de burgerlijke rechter aan de hand van de wet en het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens (EVRM) toetsen of de beslissing van de minister voldoende is gemotiveerd. Het oordeel van het gerechtshof dat bij de gratiebeslissing alleen kan worden afgeweken van het advies van de rechter die de straf heeft opgelegd, als sprake is van (nieuwe) feiten en omstandigheden waarmee die rechter geen rekening heeft gehouden, is echter niet juist omdat de wet dat vereiste niet kent.

De zaak moet nu worden overgedaan door het gerechtshof Amsterdam. Dat hof moet zich buigen over de vraag of de beslissing van de minister over het niet verlenen van gratie voldoende is onderbouwd.