Staat hoeft geen brug aan te leggen ondanks toezegging

Op 10 maart 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, in hoger beroep uitspraak gedaan in een zaak tussen de Staat en een inwoner van Zwolle.

De Staat heeft een programma om de rivieren bij hoog water meer ruimte te geven, "Ruimte voor de Rivier". Een onderdeel van dat programma is het project “Uiterwaardvergraving Scheller en Oldeneler Buitenwaarden”. In dat project is onder meer de aanleg van een geul in de uiterwaarden van de IJssel bij Zwolle opgenomen. Voor de bewoner van een woning in de uiterwaard had die geul tot gevolg dat hij niet meer vanaf de dijk over zijn grond in de uiterwaarden naar zijn woning bij de IJssel kon gaan.

Eerst was het plan dat de bewoner naar zijn woning kon gaan via een overlaat, een waterbouwkundige constructie waarover heen gereden kan worden, met een hoogte van +2.10 meter NAP en een brug die naast de overlaat zou worden gebouwd. Dit plan had voor de bewoner tot nadeel dat hij steeds ruim een kilometer moest omrijden.

De gemeenteraad van Zwolle heeft medio 2011 aan de Staat gevraagd of een brug met een hoogte van +2.35 meter NAP rechtstreeks van de dijk naar de woning kon worden aangelegd, zodat de bewoner niet meer hoefde om te rijden. Het waterschap Groot Salland heeft op verzoek van de Staat hierover met de bewoner gesproken en met de bewoner overeenstemming bereikt.

Voor het kunnen realiseren van de geul zijn een aantal percelen onteigend. Eind 2012 heeft de Staat in de onteigeningsprocedure aan de onteigeningsrechter gemeld, dat een brug rechtstreeks van de dijk naar de woning zou worden aangelegd. Hierdoor zou de bewoner geen omrijschade hebben en is in de onteigeningsprocedure daar ook geen aandacht meer aan besteed.

Toen in 2015 een aannemer de kosten van de brug berekende op 2,5 miljoen euro incl. btw liet de Staat aan de bewoner weten dat zij de brug niet zou aanleggen. Vervolgens heeft de Staat de bereikbaarheid van de bewoner naar en van zijn woning verbeterd door de overlaat te verhogen naar +2.35 meter NAP. Dat is dezelfde hoogte als de beoogde brug voor zijn woning. Bovendien is aan de bewoner een bedrag betaald voor de aankoop van een gemotoriseerde boot en zijn voor hem aanmeervoorzieningen gerealiseerd.

De bewoner wil dat de Staat zijn toezegging nakomt en de brug ter hoogte van zijn woning wordt aangelegd. Hij vindt dat zijn woning met de huidige voorzieningen minder goed bereikbaar is dan met een brug, terwijl hij ook steeds moet omrijden om van en naar zijn woning te komen.

Rechtbank
De bewoner is bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, een procedure tegen de Staat begonnen. De rechtbank heeft in het vonnis van 21 februari 2018  de bewoner in het gelijk gesteld. De Staat is veroordeeld om een vergunning voor de aanleg van de brug ter hoogte van zijn woning aan te laten vragen, de opdracht tot het aanleggen van die brug te geven en de kosten van de brug te betalen. De Staat is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. In verband met dat hoger beroep is nog geen vergunning aangevraagd en is de brug ook nog niet aangelegd.

Hof
Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de Staat alsnog in het gelijk gesteld. Volgens het hof heeft de Staat in de onteigeningsprocedure aan de bewoner de toezegging gedaan dat ter hoogte van zijn woning een brug met een hoogte van +2.35 meter NAP zou worden aangelegd. In beginsel moet de Staat die toezegging nakomen, tenzij er zwaarder wegende belangen zijn om dat niet te doen. In dit geval is dat zo. Volgens het hof is na de toezegging de bereikbaarheid van de woning verbeterd. Zo is de overlaat op gelijke hoogte van de beoogde brug gebracht en heeft de bewoner geld voor een gemotoriseerde boot gekregen. De bewoner moet nu wel omrijden maar de Staat heeft aangeboden dat de extra kosten die de bewoner daardoor heeft worden vergoed.

Hierdoor is het belang van de bewoner bij het aanleggen van de brug vlakbij zijn woning minder zwaar gaan wegen. Daartegenover staat het algemene belang van de Staat tot een doelmatige besteding van overheidsgeld. De bewoner betwijfelt of de berekening van de Staat van 2,5 miljoen euro incl. btw klopt, maar zelfs als de eigen berekening van een deskundige van de bewoner van 980.000 euro excl. btw klopt, weegt het belang van de Staat bij een doelmatige besteding van overheidsgeld in dit geval zwaarder. De Staat mag daarom op de gegeven toezegging terugkomen.