Celstraf en behandeling geëist tegen Amersfoortse aanrander

Vier maanden wist de man, die ervan verdacht wordt in februari dit jaar een meisje te hebben aangerand in de Hellestraat in Amersfoort, uit handen van de politie te blijven. Dankzij diverse camerabeelden lukte het een duidelijk beeld van de man te maken. Toen dit op 1 mei van dit jaar werd getoond in Bureau Hengeveld kwamen er veel bruikbare tips binnen. Drie dagen later kon de 32-jarige verdachte na veel recherchewerk worden aangehouden in een vakantiepark in Ermelo.

De aanranding vond plaats in de nacht van 9 op 10 februari 2019. Die nacht liep het toen 17-jarige slachtoffer die met vriendinnen uit was geweest, naar haar scooter op het Stadhuisplein. In de Hellestraat voor de Coop werd ze door de man aangerand; de telefoon waarmee ze met een vriend in gesprek was, pakte hij af. Omdat ze zich flink verzette en gilde, bleef het bij een aanranding, die de officier van justitie aanmerkte als een poging verkrachting. Voor deze poging verkrachting is voldoende bewijs, zei de officier van justitie, niet alleen door de camerabeelden, maar ook door de DNA-sporen en de verklaring van de vriend met wie de jonge vrouw op dat moment belde. De verdachte zei dat hij die nacht “kapot dronken” was en zich niet veel meer kon herinneren. Het ging niet goed met hem, hij had geen onderdak of werk en veel stress. Hij was geschrokken van zijn gedrag toen hij de beelden had gezien.

Na de uitzending in Bureau Hengeveld meldde zich ook een vrouw die de man herkende als degene die haar eind oktober 2018 op de Meridiaanlaan in Amersfoort zou hebben verkracht. Deze aangifte is in het onderzoek betrokken. Het nadere onderzoek naar deze verkrachting heeft – ook door het tijdverloop - geen aanvullend bewijs opgeleverd en de verdachte verklaarde hier niets over. De officier meende echter dat de toedracht van de beide zedenfeiten zozeer overeenkomen en de herkenning door de aangeefster zo stellig was, dat ook dit oudere feit bewezen kan worden geacht.

De verdachte is onderzocht en deskundigen concluderen dat de man als zwakbegaafd en verminderd toerekeningsvatbaar moet worden gezien. Hij functioneert op het niveau van een tienjarige. De officier van justitie hield hier rekening mee in haar eis maar benadrukte ook de heftige en langdurige gevolgen voor het slachtoffer. Omdat behandeling en begeleiding absoluut nodig zijn, eiste ze naast een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, een groot aantal voorwaarden. De verdachte moet een meldingsplicht krijgen, verplichte behandeling en begeleiding, hij moet meewerken aan schuldhulpverlening, dagbesteding, urinecontrole en een vorm van begeleid wonen. Tenslotte vroeg ze de vordering van het slachtoffer geheel toe te wijzen.