Raad van State doet uitspraak over de uitleg van de Europese Dublinverordening

Als een vreemdeling eerst in een ander Europees land een asielaanvraag heeft gedaan, en vervolgens in Nederland opnieuw zo’n aanvraag indient, dan kan hij in Nederland niet procederen over welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek.

Dat staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (31 oktober 2019). Deze uitspraak is het sluitstuk van een juridische procedure waarin de Afdeling bestuursrechtspraak eerder een zogenoemde prejudiciële vraag stelde aan het Europees Hof van Justitie over de uitleg van de Dublinverordening.

Achtergrond
De uitspraak gaat over een Syrische vreemdeling die eerst in Duitsland asiel aanvroeg, maar vervolgens ook in Nederland een verzoek om een asielvergunning indiende. De staatssecretaris heeft haar asielverzoek om die reden niet in behandeling genomen. Volgens de staatssecretaris volgt uit de Dublinverordening namelijk dat Duitsland - het land waar zij het eerst asiel aanvroeg - verantwoordelijk is voor behandeling van haar asielverzoek. Maar de vreemdeling vindt dat Nederland verantwoordelijk is, omdat haar echtgenoot in Nederland verblijft en hier internationale bescherming geniet.

Uitkomst van deze zaak
In de uitspraak van vandaag gaat de Afdeling bestuursrechtspraak in op de antwoorden van het Hof van Justitie. Daaruit volgt dat als een vreemdeling eerst in de ene lidstaat een asielverzoek heeft ingediend, daarna doorreist naar een andere lidstaat en daar opnieuw een verzoek indient, hij in die tweede lidstaat niet kan procederen tegen de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat volgens de criteria in de Dublinverordening. Dat voorkomt dat vreemdelingen in verschillende landen tegelijk proberen een asielvergunning te krijgen.

Op deze hoofdregel is wel een uitzondering. Als een vreemdeling zijn asielverzoek in de eerste lidstaat heeft ingetrokken terwijl daar het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat nog niet is afgerond, kan de vreemdeling in de tweede lidstaat wel procederen over de aanwijzing welke lidstaat verantwoordelijk is volgens de criteria in de Dublinverordening. De staatssecretaris moet dan beoordelen of de vreemdeling informatie heeft verstrekt waaruit duidelijk blijkt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Als dat het geval is, kan de staatssecretaris geen terugnameverzoek indienen bij de eerste lidstaat.

Prejudiciële vragen
De Afdeling bestuursrechtspraak stelde het Hof van Justitie in Luxemburg eind september 2017 een prejudiciële vraag. Op 2 april 2019 beantwoordde het Hof van Justitie die vraag.