'Er is geen homo-gen'

Wetenschappers stellen te hebben aangetoond dat het idee niet klopt dat er een of meerdere genen zijn die homoseksualiteit eenduidig bepalen. Op basis van een studie van bijna een halfmiljoen personen die hun genetische gegevens aan UK Biobank of 23andMe hadden gedoneerd, en bereid waren een vragenlijst over hun seksuele gedrag in te vullen, concluderen de onderzoekers dat homoseksualiteit polygenetisch van aard is: verschillende genen kunnen er in samenhang met de omgeving invloed op hebben.

De wetenschappers, die hun resultaten in het tijdschrift Science hebben gepubliceerd, vergelijken de situatie met die van lengte. Ook daarbij werd al eerder vastgesteld dat er weliswaar een erfelijke component kan zijn, maar dat lengte desalnietemin niet zomaar uit het dna is af te leiden.

Met 'homo-gen' verwijzen de onderzoekers overigens niet noodzakelijkerwijs naar één specifiek gen of genenverzameling, maar naar de mogelijkheid om uit het dna een zogeheten genetische determinant te halen waarmee vervolgens de vraag zou kunnen worden beantwoord of iemand al dan niet homoseksueel is. Het genetisch materiaal zou op zichzelf echter teveel onzekerheid openlaten. De wetenschappers concluderen dan ook dat het niet zinnig is om te proberen iemands seksuele voorkeur uit diens erfelijke materiaal af te leiden.

Deelnemers werd gevraagd of ze enkel partners van andere geslacht hadden gehad, of ook van hetzelfde, danwel alleen van hetzelfde geslacht. Op basis van tweelingenonderzoek werd eerder geschat dat grofweg een derde van het zelfde-geslachtsverkeer zou kunnen worden verklaard aan de hand van het dna. Dit cijfer lijkt grofweg door het onderzoek te worden ondersteund.

De onderzoekers ontdekten vijf genetische variaties die zouden kunnen worden gelinkt aan seks met hetzelfde geslacht, waarvan twee bij zowel mannen en vrouwen, twee alleen bij mannen en eentje alleen bij vrouwen. Een van die variaties heeft een hormonale component en speelt tevens een rol bij mannelijke kaalheid, en deze bleek significant te zijn gecorreleerd met homoseksueel gedrag.

Samen zouden deze genetische variaties echter hooguit tussen de 8 en 25 procent van de variaties in seksueel gedrag kunnen verklaren - met andere woorden, de onderzoekers nemen een forse onzekerheidsmarge in acht. Volgens hen wijst dit er evenwel op dat er allerlei andere factoren meespelen, en die komen op hun beurt niet enkel uit opvoeding of cultuur. "Er zijn bijvoorbeeld niet-genetische factoren voor de geboorte, zoals de hormonale omgeving in de baarmoeder, die ook een belangrijke rol spelen", aldus Brendan Zietsch, een van de auteurs, tegen The Guardian.

Bepaalde karaktertrekken lijken bovendien ook te zijn gecorreleerd met variaties in seksueel gedrag. Daaronder zijn onder meer vatbaarheid voor roken, cannabisgebruik, het nemen van risico's, en het zich openstellen voor nieuwe ervaringen.