Kabinet betreurt slavernijverleden

Het kabinet kan de tijd niet terugdraaien, maar betreurt het ten zeerste dat slavernij onderdeel uitmaakt van onze gezamenlijke geschiedenis. Evenals voorgaande kabinetten, heeft het kabinet diepe spijt en berouw over hoe Nederland is omgegaan met de menselijke waardigheid ten tijde van het slavernijverleden. Het kabinet vindt het daarom van groot belang dat er een dialoog komt over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving.

Zo’n dialoog zou zich moeten richten op een bredere erkenning en inbedding van dit gedeelde verleden in onze samenleving. Dat staat in een brief die minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vandaag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Verbinding door dialoog
De dialoog zoals het kabinet die ziet richt zich niet alleen op Nederlanders van Afrikaanse afkomst, maar op de Nederlandse samenleving in zijn geheel. Het slavernijverleden raakt in het bijzonder ook de Caribische delen van het Koninkrijk. Een dialoog gericht op verbinding kan in de vorm van een platform of anderszins. Uit de dialoog zou nader historisch onderzoek of andere voorstellen voor activiteiten kunnen voortkomen die bijdragen aan een goede inbedding van het slavernijverleden. Zo kunnen wij ervoor zorgen dat de lessen uit het verleden niet worden vergeten en nog altijd relevant zijn voor de wijze waarop wij nu in diversiteit samenleven. Op deze wijze kunnen wij een pijnlijk verleden omzetten in iets wat ons als samenleving verbindt in plaats van verdeelt.

Jaarlijks herdenken
De aandacht voor het slavernijverleden staat centraal in de jaarlijkse herdenking bij het nationaal monument Nederlands Slavernijverleden op 1 juli. Het kabinet vindt het van belang met deze jaarlijkse herdenking blijvend bij het slavernijverleden stil te staan. Voor dit jaar heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog eenmalig op projectbasis subsidie verstrekt. Vanaf volgend jaar wordt de herdenking structureel vanuit het Rijk gefinancierd.

Minister van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat hierover in gesprek met het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) en de gemeente Amsterdam. De ministers van OCW, SZW en BZK stellen samen een daarbij passend budget beschikbaar. Daarnaast vinden er gesprekken plaats met de gemeente Amsterdam over de ontwikkeling van een nationale museale voorziening. De minister van OCW heeft voor een dergelijke voorziening 1 miljoen euro gereserveerd.

Met de voorgenomen dialoog en de jaarlijkse herdenking bij het Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden wil het kabinet herdenken wat in het verleden is gebeurd en met elkaar verhalen hierover levend houden. Om zo samen die belangrijke stap naar gelijkwaardigheid en vrijheid te vieren en vorm te blijven geven, die 156 jaar geleden met de afschaffing van de slavernij is gezet.