Atletiekbond wil snelwandelen drastisch inkorten

Het snelwandelcomité van de internationale atletiekfederatie IAAF heeft na uitgebreid overleg een aantal aanbevelingen gedaan om de sport weer op de goede weg te krijgen. Voor de liefhebbers van een van de epische onderdelen van de Olympische Spelen is dat geen goed nieuws: het heeft er alle schijn van dat de 50 kilometer, ook wel de Dodenmars genoemd, gaat verdwijnen.

Mensen hebben steeds meer de aandachtsspanne van een dode mug en dus 'moet' in veel sporten van alles ingekort worden, waarbij de onderdelen het liefst ook nog een extra 'hip' sausje krijgen. De essentie van de sport is daarbij van ondergeschikt belang, als het maar op de schop gaat - verandering is immers áltijd goed, zo lijkt men te denken - en als het maar verkocht kan worden.

Snelwandelen is als volgende de sjaak en het lijkt erop dat de liefhebber volgend jaar op de Olympische Spelen voor het laatst kan genieten van de 50 kilometer, wat tijdens de grote kampioenschappen vaker wel dan niet goed is voor dik 3,5 uur aan strijd, plotseling opkomende spetterpoep, nog meer strijd en spanning tot de laatste kilometers.

De 20 en 50 kilometer moeten volgens het comité in Tokyo nog gehouden worden, het WK in Oregon in 2021 zal dan de 20 en 30 kilometer op het programma hebben - de spreekwoordelijke Joost mag weten waarom, want zoveel verschil zit er niet tussen - en vanaf 2022 is het dan nog slechts sprinten voor de 10 kilometer en is de 30 kilometer de langste wedstrijd, voor zowel mannen als vrouwen.

Het enige goede nieuws lijkt te zijn dat men vanaf 2021 in alle grote kampioenschappen gebruik wil gaan maken van de RWECS-technologie. Dat zijn chips met sensoren in de zolen van de schoenen, waarmee bepaald kan worden of een loper wel of niet minstens één voet op de grond heeft, iets wat tegenwoordig volgens de letter der wet alleen met het blote oog bepaald mag worden - hoewel veel mensen ten onrechte denken dat de slowmotionbeelden ook geldig zijn als bewijs.

Overigens gingen er in de afgelopen jaren vanuit de snelwandelaars zelf vooral geluiden op om de langste afstand niet in te korten, maar liever nog uit te breiden naar bijvoorbeeld de 100 kilometer, om er een nóg grotere test van uithoudingsvermogen en wilskracht van te maken.