'Loonkloof' toegenomen in 2017

Het verschil in loon tussen de top en de doorsnee werknemers van de duizend grootste bedrijven in Nederland is iets toegenomen. Het bruto jaarsalaris van de vijf topverdieners per bedrijf was vorig jaar 6,2 keer zo hoog als de doorsnee voltijdlonen bij deze grote bedrijven. In 2010 was de loonkloof nog 5,5. Dat meldt het CBS in de vandaag verschenen publicatie De arbeidsmarkt in cijfers 2017.

Het bruto jaarloon van de 5.000 topverdieners bij de duizend grootste bedrijven bedroeg in 2017 gemiddeld 272.000 euro. Dat is 32 procent meer dan in 2010. Het gemiddelde jaarloon van alle voltijdwerknemers bij alle bedrijven bedroeg in 2017 ruim 50.000 euro per jaar bruto, 13 procent meer dan in 2010.

De verschillen in lonen op bruto basis zijn groter dan die op netto basis. Als wordt uitgegaan van nettolonen in plaats van brutolonen, is de gemiddelde loonkloof bij de grootste duizend bedrijven ongeveer 4,6 in plaats van 6,2. In 2015 was de netto loonkloof ongeveer 4,4. Ook de netto loonkloof nam dus langzaam toe in de afgelopen jaren.

De ‘loonkloof’ geeft de verhouding weer van de beloning van de top in het bedrijfsleven ten opzichte van de doorsnee werknemer, maar is geen indicator van de inkomensongelijkheid in Nederland. De ongelijkheid in besteedbaar inkomen van huishoudens is tussen 2001 en 2015 vrijwel niet veranderd. Voor herverdeling stegen de inkomensverschillen uit loon, winst en vermogen wel, maar door toenemende herverdeling via sociale uitkeringen, belastingen en premies werd deze stijging gecompenseerd.

Loonkloof bij financiële sector wordt kleiner
De loonkloof is het grootst in de bedrijfstak informatie en communicatie: de top verdient hier gemiddeld 12,7 keer zoveel als de gewone werknemers bij hetzelfde bedrijf. Ook in de industrie en de handel is het verschil relatief groot. Tot en met 2016 was de loonkloof het hoogst in de financiële dienstverlening. In deze bedrijfstak is de loonkloof nu gedaald van 12,5 in 2016 naar 9,6 in 2017.

Bij sommige bedrijven met grote loonverschillen geldt niet zozeer dat de top veel verdient, maar dat het loon van de gewone werknemers laag uitpakt. Dit is bijvoorbeeld het geval als er relatief veel jongeren werken, zoals in de horeca en de handel. De loonkloof is het kleinst in het onderwijs, de zorg en het openbaar bestuur. Voor de publieke en semipublieke instellingen geldt de Wet normering topinkomens, die grenzen stelt aan de hoogte van de beloning.

Loonkloof per bedrijf
Bij 118 van de duizend bedrijven verdient de top meer dan tien keer zo veel als de doorsnee werknemer. Dit zijn vooral bedrijven in de marktsector. Bij overheidsinstellingen is de loonkloof het vaakst een factor 2, binnen de zorg een factor 3 of 4. Bovenaan de loonlijst zijn mannen in de meerderheid. Een op de vijf topverdieners bij de duizend grootste bedrijven in 2017 was een vrouw (21 procent). In 2010 was dat nog 17 procent.

Het aandeel vrouwen bij de topverdieners is in lijn met het aandeel vrouwen binnen de groep die voltijd werkt: 23 procent van alle voltijdbanen van werknemers is in handen van vrouwen. Dit percentage is de laatste jaren stabiel.  Bij 120 van de duizend grootste bedrijven in Nederland zijn de vijf topverdieners in meerderheid vrouw. Deze bedrijven zijn vooral te vinden in de zorg. Bij zes grote bedrijven bestaat de top uitsluitend uit vrouwen.

Daarentegen zijn er 378 grote bedrijven waar de top vijf van topverdieners uitsluitend uit mannen bestaat. In 2010 was nog bij bijna de helft van de grote bedrijven de top volledig mannelijk (474 bedrijven).

Salaris van minstens een ton
Uit de cijfers over alle bedrijven in Nederland blijkt dat in 2017 gemiddeld 198.000 werknemers voor minstens 100.000 euro per jaar op de loonlijst stonden. Dat is 2,4 procent van alle banen van werknemers. In 2010 ging het nog om 133.00 werknemers. Bij acht bedrijven staan er op de loonlijst meer dan duizend werknemers die elk minstens 100.000 euro verdienen.

Het aandeel werknemers met een loon van 100.000 euro of meer is met bijna een kwart het hoogst in de delfstoffenwinning, gevolgd door de financiële dienstverlening met een op de tien. De bedrijfstak met relatief de minste topverdieners is de horeca: 0,2 procent verdient daar een ton of meer.