'Twee jaar duisternis op aarde na planetoïde-inslag'

Zo'n 66 miljoen jaar geleden sloeg een grote planetoïde op aarde in, ongeveer bij het Mexicaanse schiereiland Yucatán. Dat is geen nieuws, en dat het de meest waarschijnlijke oorzaak is van de massasterfte onder dinosaurussen is ook bepaald geen geheim.

Amerikaanse wetenschappers hebben nu echter onderzoek gedaan naar een ander aspect van de inslag en daar kwamen wat interessante bevindingen uit: met behulp van een zeer gedetailleerd computermodel werd gekeken naar de roetdeeltjes die tijdens en na de inslag in de atmosfeer van de aarde belandden.

Een precieze meting van de hoeveelheid roet is natuurlijk niet uit te voeren, maar via gesteentelagen uit die tijd kwam men tot de conclusie dat het om zo'n vijftienduizend miljoen ton roet zou gaan. Dat werd in het computermodel ingevoerd en vervolgens was het een kwestie van kijken wat er zou gebeuren.

De virtuele zon verwarmde het virtuele roet in de simulatie, waardoor het steeds hoger in de atmosfeer kwam. Zo ontstond een roetlaag die het grootste deel van het zonlicht wereldwijd tegenhield. "In het begin zal het ongeveer zo donker zijn geweest als in een nacht waarin de maan schijnt", aldus onderzoeker Owen Toon.

De lucht klaarde uiteraard wel op, maar dat duurde lang. Fotosynthese, waarbij zonlicht wordt gebruikt om CO2 om te zetten in koolhydraten, was bijvoorbeeld zeker anderhalf jaar niet mogelijk. Heel veel effect op de planten had dat overigens niet, zo denken de onderzoekers: die planten waren toch bijna allemaal al dood, vooral door toedoen van enorme branden.

Fytoplankton in de oceaan zou er wel last van hebben gehad en dat had dan weer effect op de voedselketen: het verdwijnen van grote hoeveelheden fytoplankton zorgde er op haar beurt weer voor dat grotere zeedieren verdwenen, en dat zorgde er dan weer voor dat nog grotere zeedieren in de problemen kwamen.

Natuurlijk daalde de temperatuur op aarde ook fors door de roetdeken in de atmosfeer. Boven de oceanen ging het kwik een graad of twintig naar beneden, boven land kwam het verschil zelfs in de buurt van de dertig graden. De aanwezigheid van het roet in de atmosfeer zorgde er tevens voor dat veel ozon werd vernietigd.

Een sneeuwbaleffect zorgde er uiteindelijk voor dat het roet - relatief - snel weer verdween. Grote hoeveelheden water in de atmosfeer zorgden ervoor dat het roet zakte, waardoor de lucht afkoelde. Hierdoor condenseerde waterdamp in ijsdeeltjes en daardoor werden dan nog meer roetdeeltjes 'weggespoeld': afkoeling leidde tot neerslag, neerslag leidde tot nog meer afkoeling en dus weer meer neerslag.

De onderzoekers gaan er van uit dat hun model een goed beeld geeft van de werkelijkheid, maar melden er wel bij dat het geen perfect model is. Zo heeft men de huidige aarde en haar atmosfeer gebruikt, terwijl dat 66 miljoen jaar geleden iets anders in elkaar zat. Ook werd geen rekening gehouden met vulkaanuitbarstingen of zwavel dat na de inslag vanuit de aarde omhoog kwam borrelen.

Het hele onderzoek is hier te lezen.