Doorrekening CPB: het gaat goed en er is keus

In de aanloop naar de verkiezingen rekent het Centraal Planbureau (CPB) altijd de verkiezingsprogramma's door van de partijen die ze daarvoor aanbieden. De meeste partijen kunnen opgelucht ademhalen, aangezien de effecten van hun plannen door de bank genomen positief zijn. Bij alle partijen is de economische groei in goede handen, en de koopkracht stijgt voor bijna iedereen.

Ondanks die overeenkomsten merkt het CPB op dat er genoeg te kiezen is. Ook al zijn de effecten op de korte en langere termijn overwegend positief, de verschillende partijen komen daar met zeer uiteenlopende maatregelen, en ook uiteenlopende resultaten op verschillende gebieden. Er is dus genoeg te kiezen. Van de partijen die nu in de Kamer zitten, lieten de PVV, de Partij voor de Dieren en 50Plus hun programma niet doorrekenen.

Uiteraard moet worden opgemerkt dat de berekeningen een onzekerheidsfactor kennen; niemand kan immers in de toekomst kijken. Het CPB gaat uit van een zogenaamd basispad: een voorspelling van de economische en demografische toekomst zonder dat het beleid wordt veranderd. Met dat basispad als uitgangspunt worden de effecten van de in de verkiezingsprogramma's genoemde maatregelen berekend. Zo is de economische groei in het basispad 1,7%, en komen uit de doorrekening van de programma's waarden tussen 1,8% en 2,1%.

Koopkrachtplaatjes
Een bijzonder interessant onderdeel van de uitkomsten wordt altijd gevormd door de koopkrachtplaatjes - bij de nog komende debatten zullen ze U om de oren vliegen. Het eerste wat opvalt is dat de koopkracht bij alle partijen omhoog gaat: voor het gemiddelde huishouden stijgt de koopkracht met tussen de 0,1% (Denk) en 2,3% (SP). De Vrijzinnige Partij scoort zelfs nog hoger met 3,7% door hun basisinkomen, maar op het effect dat dat heeft op de overheidsfinanciën komen we later terug.

Niemand woont echter in een gemiddeld huishouden, en de partijen maken duidelijke keuzes, wie het meest van die stijging profiteert. Bij de VVD zijn dat vooral de middeninkomens (tussen 1,75x en 5x minimumloon), die er 1,1% in koopkracht op vooruit gaan. Voor de echte grootverdieners is die stijging nog 0,6%, maar uitkeringstrekkers gaan er bij de liberalen 1,2% op achteruit (gepensioneerden uitgezonderd).

Bij de SP is dat plaatje precies andersom: uitkeringsgerechtigden gaan er 3,2% op vooruit, meer dan welke groep dan ook, en de graaiers dalen in koopkracht. Bij de PvdA zien we een soortgelijk plaatje, met een iets minder extreem verschil: uitkeringsgerechtigden stijgen een procentje, ouderen zelfs 1,7% en de grootste inkomens zien hun koopkracht iets dalen. De PvdA is wel de enige partij bij wie gezinnen met kinderen significant beter af zijn dan die zonder. Het CDA, de traditionele gezinspartij, zal zich wellicht achter de oren krabben.

Overheidsuitgaven en lastenverlichting
De VVD is de enige van de huidige partijen die de overheidsuitgaven wil laten dalen: met 4,3 miljard, vooral te realiseren door te bezuinigen op sociale zekerheid en internationale samenwerking. Ze worden alleen afgetroefd door VNL, die de uitgaven met 18,1 miljard verlaagt (door het invoeren van een vlaktaks wordt een grote besparing op de sociale zekerheid ingeboekt). De daling van de uitgaven bij de VVD leidt tot een totale lastenverlichting van 14,7 miljard, die opvallend genoeg meer bij burgers terecht komt dan bij ondernemers.

De andere partijen laten de overheid juist meer geld uitgeven; de kleine Christelijken slechts marginaal (0,6 mrd en 1,4 mrd voor SGP en CU), de middenpartijen iets meer (CDA 3,6 en D66 5,3 miljard) en de linkse partijen nog meer: 10 miljard voor GroenLinks, 15,7 voor de SP en maarliefst 22,2 miljard voor de PvdA, onder meer voor het realiseren van een heleboel overheidsbanen. Ze worden echter allemaal overtroefd door de Vrijzinnige Partij, die de overheidsuitgaven door het invoeren van het basisinkomen met een dikke 80 miljard verhoogt (ter indicatie: dat bedrag zit dicht in de buurt van het BNP van Slowakije).

De VP spant dan ook de kroon qua lastenverzwaring: +51 miljard. Het CPB moet hierover trouwens eerlijk toegeven dat 'hun rekenmodellen niet zijn toegerust op deze ingrijpende wijzigingen'. Verder lastenverlichtingen bij iedereen behalve Denk: behalve de eerder genoemde VVD verlichten de diverse partijen de lasten met vier tot acht miljard euro, waarbij vooral het CDA en de SGP maar ook GroenLinks de bedrijven opvallend gunstig zijn gezind.

Werkloosheid
Ook hier alleen maar winnaars: in het basispad is de verwachte werkloosheid in 2021 5,5%, en alle verkiezingsprogramma's scoren lager. CU, D66, VVD, Denk en VNL komen allemaal uit rond de 5%, maar de SP is de echte banenkampioen: slechts 3,7% van de beroepsbevolking zit nog zonder werk over vier jaar.

Begrotingstekort/overschot
In het basispad kunnen we al een begrotingsoverschot verwachten in 2021 (van 0,9%), maar alleen Denk werkt toe naar een nog groter overschot. De andere partijen laten wel een positieve balans zien (goed voor de staatsschuld), alleen de PvdA kiest voor begrotingsevenwicht. En de Vrijzinnige Partij? Die komt met hun basisinkomen uit op een begrotingstekort van bijna 5%. Zelfs Griekenland doet dat inmiddels beter.

Inkomensongelijkheid
Om de inkomensongelijkheid onder de bevolking aan te duiden bestaat er zoiets als een Gini-coëfficiënt en ook die wordt tegenwoordig door het CPB geprognostiseerd. De uitslagen zijn precies zoals je zou verwachten: de linkse partijen kiezen voor een verkleining van de ongelijkheden, met de SP ruimschoots aan kop. Bij alle andere partijen stijgt die ongelijkheid juist, waarbij de VVD alleen VNL (door de vlaktaks) voor zich moet dulden.