'Apart opsluiten terroristen zinloos'

Aparte gevangenisafdelingen voor terrorismeverdachten zijn ondoordacht. De kans dat terreurverdachten niet-extremistische medegevangenen radicaliseren is klein. Het bij elkaar opsluiten van terreurverdachten kan juist averechts werken. Dat stelt sociologe Tinka Veldhuis.

Gedetineerden, zowel moslims als niet-moslims, hebben doorgaans een zeer negatief beeld van terroristen. Die staan binnen gevangenissen laag in de pikorde. De kans dat ze anderen kunnen beïnvloeden lijkt dan ook klein.

Toch worden terreurverdachten niet tussen de andere gedetineerden geplaatst. Ze worden bij elkaar opgesloten onder een streng regime. Juist op die afdelingen is de kans op verdere radicalisering groot, signaleert Veldhuis. Jonge verdachten van lichte terroristische vergrijpen komen daar bijvoorbeeld in contact met veroordeelde jihadstrijders.

Negatieve gevolgen
Na de moord op Theo van Gogh, ruim 10 jaar geleden, was de vrees voor radicalisering in gevangenissen groot. Onder politieke en publieke druk zijn toen in sneltreinvaart terrorismeafdelingen uit de grond gestampt in Vught en Rotterdam. Bij het opzetten van die afdelingen is er weinig aandacht geweest voor mogelijke negatieve gevolgen hiervan, stelt de sociologe in haar proefschrift.

Voor haar onderzoek sprak Veldhuis met (ex-)extremisten, gevangenispersoneel en beleidsmedewerkers van Justitie. Volgens de sociologe is het afzonderen van extremisten overbodig. Contact met 'gewone' gevangenen zou zelfs voor meer nuance en deradicalisering kunnen zorgen. Veldhuis promoveert donderdag aan de Rijksuniversiteit Groningen met haar proefschift Captivated by Fear. An evaluation of terrorism detention policy.