20 jaar na de Estonia-scheepsramp

De ondergang van de veerboot de Estonia, zondag twintig jaar geleden, was het ernstigste scheepsongeluk in Europa van na de Tweede Wereldoorlog. Er vielen meer dan 850 doden. De oorzaak staat nog altijd niet met zekerheid vast.

Hieronder een chronologisch overzicht van de gebeurtenissen van destijds en de nasleep van de ramp.

27 september 1994: De 157 meter lange Estonia verlaat 's avonds met volgens het onderzoeksrapport van de averijcommissie 989 mensen aan boord, van wie 803 passagiers, de haven van de Estlandse hoofdstad Tallinn op weg naar Stockholm in Zweden.

28 september: De marconist van de Estonia stuurt bijna anderhalf uur na middernacht voor de Finse zuidkust een noodsignaal uit. Niet veel later verdwijnt het schip van het radarscherm van de Finse kustwacht en zinkt het 37 kilometer ten zuidoosten van het eiland Utö naar een diepte van tachtig meter. In een zware storm worden 137 mensen gered en 49 lichamen geborgen. Meer dan achthonderd doden blijven achter in het scheepswrak.

Oktober 1994: Volgens een voorlopig rapport van de averijcommissie, die bestaat uit deskundigen uit Estland, Finland en Zweden, brak de boegklep van het schip door de hoge golven af en drong het water via het niet geheel gesloten laadplatform het autodek binnen.

December 1994: De Zweedse regering beslist dat de gezonken veerboot als massagraf voor de slachtoffers op de bodem van de Oostzee moet blijven liggen. Om het wrak, dat in internationale wateren ligt, wordt een verboden zone ingesteld.

September 1995: Een door de Duitse scheepswerf Meyer, waar de Estonia in 1980 werd gebouwd, ingestelde onderzoekscommissie stelt de bemanning en de Estlandse Scheepvaartmaatschappij, mede-eigenaar van de gezonken veerboot, verantwoordelijk voor de ramp. Eerder stelde de averijcommissie dat een constructiefout in de boegklep de hoofdoorzaak was.

Maart 1996: De slachtoffers in het wrak worden niet geborgen, bepaalt een rechtbank in Stockholm, die daarmee een eis van Zweedse en Estlandse nabestaanden afwijst.

Juni 1996: De Zweedse regering legt het in beton gieten van het wrak, waarmee al was begonnen, stil, omdat nog altijd onduidelijk is wie er verantwoordelijk is voor de ramp.

December 1997: De averijcommissie komt na drie jaar met haar eindrapport. De ondergang van de veerboot is zeker veroorzaakt door een constructiefout in de boegklep, zo luidt de conclusie.

Februari 1998: Het openbaar ministerie in Stockholm staakt alle onderzoeken naar de schuldvraag zonder succes.

Februari 1999: De Zweedse regering besluit definitief de slachtoffers niet te bergen, maar anders dan eerder de bedoeling was wordt het wrak niet in beton gegoten.

September 1999: De onderzoekscommissie wijst speculaties over een mogelijke bomexplosie aan boord van de hand.

Augustus 2000: De Duitse tv-journaliste Jutta Rabe en de Amerikaanse duikondernemer Gregg Bemis laten ondanks een verbod video-opnamen van het wrak maken. Volgens een rapport dat zij laten maken heeft zich voor de ramp mogelijk een explosie voorgedaan.

Januari 2005: Een onderzoek dat wordt uitgevoerd in opdracht van de Zweedse regering bevestigt dat de Estonia kort voor de ramp twee geheime militaire transporten heeft uitgevoerd. Het ging daarbij echter niet om explosieve materialen.