'Rebellen Syrië begaan oorlogsmisdaden'

De internationale mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch heeft Syrische rebellen vrijdag beschuldigd van oorlogsmisdaden. Door jihadisten aangevoerde opstandelingen zouden in augustus bij een aanval op regeringsgezinde dorpen in de kustprovincie Latakia zeker 190 burgers hebben vermoord en meer dan tweehonderd als gijzelaars hebben ontvoerd.

De aanvallen vonden 4 augustus plaats. De aanvallers gingen stelselmatig te werk; ze gingen van huis tot huis, waarbij in sommige gevallen hele gezinnen werden uitgemoord. In andere gevallen werden de mannen omgebracht en werden vrouwen en kinderen meegenomen als gijzelaars. De dorpelingen waren alawieten, een tak van de sjiitische islam die de ruggengraat vormt van het regime van president Bashar Assad en die door soennitische moslimextremisten als afvalligen worden beschouwd.

Het optreden van de opstandelingen kan volgens HRW worden beschouwd als een misdaad tegen de menselijkheid. De bevindingen van de groep voeden de toenemende zorg in het Westen over de tactieken van een deel van de opstandelingen in Syrië en de toenemende invloed van jihadisten, onder wie buitenlandse strijders die verbonden zijn met Al-Qaida.

Onderzoekers van de Verenigde Naties beschuldigen beide kampen in de Syrische burgeroorlog van oorlogsmisdaden.

Volgens HRW werden de misdaden vooral begaan door leden van vijf extremistische bewegingen, waaronder de Islamitische Staat van Irak en de Levant en Jabhat al-Nusra. Het door het Westen gesteunde Vrije Syrische Leger (FSA) distantieerde zich vrijdag van de vijf groepen. "Eenieder die zulke misdaden begaat maakt geen deel meer uit van de revolutie", aldus woordvoerder Louay Mikdad. Hij benadrukte dat het FSA niet samenwerkt met extremistische groepen en zelf geregeld door hen wordt aangevallen.