Geldmuseum had te weinig geld

Het Geldmuseum in Utrecht, dat op 1 november als eerste rijksmuseum de deuren sluit door bezuinigingen, heeft sinds de opening in 2007 te weinig geld gekregen van de oprichters. Dat bevestigt een woordvoerder van het museum vrijdag na berichtgeving over de kwestie in NRC Handelsblad.

Het Geldmuseum ontstond door de fusie van het Koninklijk Penningkabinet in Leiden, het Nederlands Muntmuseum in Utrecht en de muntkundige afdeling van De Nederlandsche Bank in Amsterdam. De oprichters, de ministeries van OCW en Financiën, en De Nederlandsche Bank trokken toen al te weinig geld uit voor het museum, aldus de zegsvrouw.

"De fusie moest 'budgetneutraal' gebeuren, maar de huur van De Koninklijke Munt, waarin het museum huist, was al tien keer duurder dan wat de verschillende instellingen eerder gezamenlijk kwijt waren", legt de woordvoerder uit.

De huur bedroeg de afgelopen jaren 685 duizend euro. Een dure verbouwing van het pand in 2007 werd doorberekend in de huur, waardoor die fiks steeg. Het ministerie van Financiën droeg de laatste jaren echter slechts 530 duizend euro bij. "Dat gat is bijna niet op te vangen, en dat is uiteindelijk ook gebleken."

Voorzitter van de raad van toezicht van het Geldmuseum Cees Maas legt de schuld voor sluiting vooral bij het ministerie van Financiën. "Het doet me pijn om het als voormalig topambtenaar te zeggen, maar mijn eigen oude departement heeft het Geldmuseum laten vallen", zegt Maas, voormalig topambtenaar op Financiën, in de krant.

In mei besloot Financiën de bijdrage stop te zetten, nadat vorig jaar de Raad voor Cultuur al het advies uitbracht om de bijdrage uit de cultuurbegroting te halveren. Waar de collectie van het museum na 1 november naartoe gaat is nog niet bekend. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moet daar nog een beslissing over nemen.