Universiteit mag Iraanse student niet weigeren

Onderwijsinstellingen mogen Iraanse studenten en wetenschappers niet weigeren. De regeling zoals die in Nederland werd toegepast was onnodig en discriminerend. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag geoordeeld, die daarmee een streep door de regeling zette. De rechtbank en het gerechtshof in Den Haag velden eerder een soortgelijk oordeel.

De zogeheten sanctieregeling vloeide voort uit het kennisembargo van de Verenigde Naties tegen Iran. Volgens de Hoge Raad is ze echter in strijd met het discriminatieverbod zoals vastgelegd in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Iraanse onderdanen mochten volgens de gewraakte regeling geen opleiding volgen die kan bijdragen aan nucleaire activiteiten van Iran. De minister van Onderwijs kon weliswaar een ontheffing geven, maar deed dat niet als de kans groot wordt geacht dat in Nederland opgedane kennis kan worden ingezet voor nucleaire activiteiten van Iran.

Een student, een promovendus en een hoogleraar hadden bezwaar gemaakt tegen het embargo en de uitwerking ervan in Nederland. De drie wonen in Nederland en hebben naast de Nederlandse ook de Iraanse nationaliteit, die niet kan worden opgezegd. Het hof oordeelde dat de maatregel de drie belemmert in hun werk of carrièremogelijkheden, ook al was hun volgens het ministerie in de praktijk geen toegang tot een studie ontzegd.

De resolutie van de VN waarop de maatregel was gebaseerd noodzaakt volgens de Hoge Raad niet tot het maken van onderscheid naar nationaliteit. Het was dus mogelijk om de resolutie uit te voeren op een manier die geen onderscheid maakt tussen Iraanse en niet-Iraanse onderdanen. De argumenten van het ministerie dat dat in Nederland niet mogelijk zou zijn, acht de Hoge Raad niet overtuigend.