Geen uitkering voor zwangere ondernemers

Vrouwelijke zelfstandige ondernemers die tussen 2004 en 2008 zwanger waren hadden geen recht op een uitkering wegens zwangerschapsverlof. De staat was niet verplicht een regeling voor ze te treffen. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald in een proefproces dat de FNV en het Proefprocessenfonds Clara Wichmann tegen de Nederlandse staat hadden aangespannen.

Eerder bepaalden de rechtbank en het gerechtshof in Den Haag al dat zwangere zelfstandigen van de staat geen inkomstenbescherming hoeven te krijgen. De uitspraak van de Hoge Raad van vrijdag maakt dit oordeel definitief.

Sinds het afschaffen van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Zelfstandigen (WAZ) in augustus 2004 zijn zwangere ondernemers aangewezen op private verzekeraars. Deze verzekeringen zijn voor veel vrouwen te duur, stellen FNV en Clara Wichmann.

Bovendien zouden lang niet alle verzekeraars dekking bij zwangerschap bieden en moeten vrouwen vaak eerst twee jaar verzekerd zijn voor zij in aanmerking komen voor een uitkering. Hierdoor zou sinds het afschaffen van de WAZ de helft van de vrouwelijke zelfstandige ondernemers niet zijn verzekerd van een inkomen tijdens hun zwangerschapsverlof.

Op 4 juni 2008 trad de Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen in werking. Door deze wet krijgen zwangere zelfstandigen een uitkering bij verlof. Vrouwen die voor die datum zijn bevallen, hebben op grond van die wet geen recht op een uitkering.

Volgens de eisende partijen is het principieel onjuist dat Nederland geen inkomensbescherming biedt aan zwangere ondernemers. Dit zou strijdig zijn met het VN-vrouwenverdrag en met Europese richtlijnen.

De Commissie Gelijke Behandeling stelde begin deze maand in een advies aan het kabinet dat een financiële tegemoetkoming hard nodig is. Nederland zou het enige land zijn in de groep van 29 landen van de Europese Economische Ruimte dat geen inkomensvoorziening heeft tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof voor zelfstandig werkende vrouwen.

Volgens de rechtbank, het hof en de Hoge Raad hoeven vrouwen die sinds 2004 zijn benadeeld door het afschaffen van de WAZ geen schadevergoeding te krijgen, zoals de eisende partijen haden gevraagd. De staat hoeft niet terug te komen op het besluit om de WAZ af te schaffen, aangezien uit de verschillende richtlijnen niet zou blijken dat daartoe een verplichting bestaat.