Uitgeprocedeerd gezin behoudt voorlopig opvang

Uitgeprocedeerde asielzoekersgezinnen met minderjarige kinderen in asielzoekerscentra die niet direct uitgezet kunnen worden, moeten voorlopig blijven worden opgevangen. Ook soortgelijke gezinnen die zich in een zogenoemde vrijheidsbeperkende locatie voorbereiden op hun vertrek kunnen voorlopig blijven rekenen op opvang.

Dat schrijft demissionair minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin (CDA) vrijdag aan de Tweede Kamer na een tussenvonnis van het gerechtshof in Den Haag. Deze zaak draait om de kinderen van een uitgeprocedeerde moeder uit Angola. De moeder -die niet meewerkt aan haar uitzetting- en haar kinderen verblijven sinds vorig jaar in een vertrekcentrum in Ter Apel.

De staat had gedreigd de opvang te beëindigen. De moeder had volgens het hof inderdaad op straat gezet mogen worden, maar de kinderen niet. Zo staat in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind dat kinderen niet op straat worden gezet als niet in hun dagelijkse verzorging, opvoeding, huisvesting, zorg en scholing wordt voorzien.

Het hof had Hirsch Ballin in het tussenvonnis gevraagd met een oplossing te komen, waarbij tenminste aan de kinderen van het gezin opvang geboden wordt. De tijdelijke maatregel is genomen in afwachting van de definitieve uitspraak van het hof in de zaak.

Gemeenten en het ministerie van Justitie hebben overigens al langer een conflict over dit soort 'schrijnende gevallen', waarvoor niet altijd een panklare oplossing is. Sommige gemeenten vangen dit soort asielzoekers op in centra voor dak- en thuislozen, wat volgens Justitie niet de bedoeling is.