Until Nationality Do Us Part: Nationaliteit, vrouwenrechten en demografie in Qatar

KAF-submit

Trouwen met de overheid?

Mijn telefoon trilt en op het opgelichte scherm lees ik de naam van mijn studiegenoot en vriendin uit Qatar. “I have news”, hoor ik aan de andere kant van de lijn wanneer ik opneem. “I am getting married! I am awaiting government approval, you know, marrying a foreigner, but as soon as we have that, I will send you the invite!” Na de felicitaties in meervoud en standaard bruiloftplanachtige vragen hang ik weer op. “Vreemd,” denk ik, “government approval. Wie had dat gedacht?” Echter zijn bruiloften in de Golflanden anders dan ik gewend ben, met name de zorgen rondom het uitzoeken van een geschikte partner. Daarbij staat er lichte druk op dit vóór je 30ste te doen en wordt het vrouwen sterk afgeraden met een buitenlander te trouwen. Niets tegen de buitenlanders, maar je kunt je nationaliteit als vrouw niet doorgeven – ook niet wanneer je kinderen in Qatar* zijn geboren en in Qatar* zijn opgegroeid (*hier ook alle andere Golflanden in te vullen).
Sinds 2017 is de – voorheen zeer strikte – Qatarese wet rondom nationaliteit aangepast en is het mogelijk geworden voor vrouwen om een "permanent resident", oftewel onbepaalde tijd verblijfsvergunning, aan te vragen voor echtgenoot en kinderen. Hoewel in vorm dit een stap vooruit lijkt, heeft de aanpassing weinig veranderd vanuit een juridisch perspectief: aanvragen en afwijzingen blijven arbitrair en vrouwen blijven daarmee niet als volwaardig behandeld. Daarbij blijft het pijnlijk duidelijk dat vrouwen in de zoektocht naar een nationale identiteit juridisch gezien slechts een marginale rol spelen.

Qatar: een kennismaking

Voordat we naar de wetsveranderingen kijken, is het belangrijk iets meer van Qatar te weten. Erik Prins, van het Grote Midden-Oosten Platform, schreef recentelijk een uiteenzetting over het land, waarin hij beschrijft hoe het kleine, in 1971 gevormde land een van de meest invloedrijke landen uit de regio is. Als een van de factoren die het land helpen in haar invloed noemt Prins de vondst van aardolie en de export daarvan sinds 1949. Door de substantiële bijdragen van olie-export aan het bruto binnenlands product worden olie exporterende landen ook wel als rentierstaten gezien. Met deze in 1970 geïntroduceerde term verwees Hossein Mahdavy naar landen, waarvan de nationale inkomsten substantieel uit externe 'huur' bestaat en daarmee dus haar inkomsten bijna uitsluitend dankt aan betalingen van buitenstaanders. Hoewel deze rentiereconomie een impuls heeft gegeven aan de landen in de Golfregio, heeft de uitputting van natuurlijke bronnen altijd een rol gespeeld in de besteding van de nieuwe inkomsten. Zowel staatshoofden als inwoners van de landen zijn zich maar al te bewust van de vluchtigheid van deze inkomstenbron. Zo beschrijft Mandana Limbert in haar boek 'In The Time of Oil: Piety, Memory, and Social Life in an Omani Town' de manier waarop Omanis vasthouden aan hun pre-olie leefstijl en is er de befaamde uitspraak van Sheikh Rashid van Dubai: "My grandfather rode a camel, my father rode a camel, I drive a Mercedes, my son drives a Land Rover, his son will drive a Land Rover, but his son will ride a camel".
Net als de rest van de Golflanden, presenteert Qatar in 2011 het zogeheten “National Vision for 2030”, waarin plannen uiteengezet worden om de economie te diversifiëren en minder afhankelijk te zijn van ex- en importen. Voedselzekerheid staat hierin, zoals beschreven door Andrew William Frances (2014), voor Qatar voorop. Het land zet in op een modernisatieslag en investeert in nieuwe, duurzame economische mogelijkheden. Daarmee treedt het land ook op de geopolitieke voorgrond met haar inzetten op cultuurbeleid, sport en educatie en buitenlandse inzet. Manjang (2017) laat zien hoe deze inzet Qatar herpositioneert op het diplomatieke en politieke speelveld. Vanuit de hele wereld richten ogen zich met een andere blik op Qatar. Wanneer buurland Saudi-Arabië haar beticht van banden met terroristische organisaties, roept het de andere Golf Cooperation Council landen op tot een boycot van Qatar. Op 5 juni 2017, inmiddels drie jaar geleden, wordt Qatar afgesloten van haar buurlanden. Daarmee voelt het land nog sterker de fragiliteit van de rentiereconomie en de politieke druk om de economie sterk te houden. Waar haar buitenlandpolitiek steeds breder kijkt, komt het interne beleid ook in een stroomversnelling terecht. Een voorbeeld hiervan zijn de rechten rondom het doorgeven van nationaliteit.

Demografie en Nationaliteit

Qatar heeft circa 2.8 miljoen inwoners, waarvan ongeveer 15% Qatarees en 85% expats en migranten zijn, en iets meer dan 25% vrouwen . Des te bijzonderder is dat Zahra Babar (2014) in haar onderzoek naar burgerschapconstructen in Qatar uittelt dat in 2012 ruim 94% van de totale werkgelegenheid werd vervuld door niet-Qatarese inwoners. Barbar benadrukt dan ook dat deze uitzonderlijke (beroeps)bevolkingssamenstelling het toch al lastige discours van nationaliteit in dit ook nog eens relatief jonge land, verstrengeld in stammenfamilies verspreid over de regio, bemoeilijkt. Want, zo redeneert zij, nationaliteit draait om het creëren van een in- en een uitgroep, een wij- en zijverdeling. Nationaliteit is dan ook een gesprek tussen overheid en burger. Voor relatief jonge landen als Qatar begint dit gesprek later. Daarbij is het concept van nationaliteit niet altijd inherent aan een omgeving. In nomadische gebieden zijn landsgrenzen vaak een belemmering voor de anders ingerichte vorm van machtsverdeling. Net zoals in de andere Golflanden, stelt de Qatarese wet dan ook duidelijk dat er aan het hebben van de lokale nationaliteit sterke voordelen zijn verbonden: een maandelijks stipendium, zorgkostenvergoeding en toegang tot zorg, voordelen op de banenmarkt, toegang tot de publieke functies, enzovoort. Volgens Babar helpen deze voordelen het land bij het bepalen van een nieuwe, eigen nationale identiteit, waarin het wij/zij-narratief duidelijk gevormd, vastgelegd en zichtbaar is. Uiteraard is dit ook een economische puzzel, gezien hier hoge kosten aan verbonden zijn voor de nationale overheid, aldus Barbar.

Nationaliteit en Vrouwenrechten

Deze beweging naar het neerzetten van een eigen nationale identiteit wordt ook duidelijk zichtbaar wanneer het land in 2005 de rigide nationaliteitswetten versoepelt. Dit gebeurt nadat het land een eigen constitutie krijgt in 2004. Vrouwen, zo verklaart artikel 10 van deze nieuwe wet, verliezen niet hun Qatarese nationaliteit wanneer zij met een niet-Qatarees trouwen, tenzij aangetoond is dat zij de nationaliteit van haar echtgenoot heeft overgenomen. Maar, Qatar blijft een van de 26 landen waarin vrouwen niet dezelfde rechten hebben als mannen met betrekking tot het doorgeven van hun nationaliteit: het doorgeven van haar Qatarese nationaliteit aan haar kinderen blijft onmogelijk (in tegenstelling tot mannen, die hun nationaliteit wel kunnen doorgeven) onder deze wet.
Zahra Babar wijst haar lezers erop dat dit niet verwonderlijk is gezien de context: de Golflanden bestaan uit stammen en daarin is duale nationaliteit niet mogelijk. Nationaliteit wordt door de vader doorgegeven om zo landrechten duidelijk inzichtelijk te hebben. De gehele regio bestaat als het ware uit een aantal grote families, ieder met zijn eigen voordelen. Bij het begin van de natie-staat ontstaat hier frictie, gezien de landrechten nu ook op een andere manier bepaald worden, namelijk door het hebben van de Qatarese identiteit. Wanneer in 2017 de blokkade begint, komt er een einde aan het vrije reizen en verliezen deze familiebanden hun waarde doordat de overgang van familie naar familie, waarin grenzen er niet toe doen, tot een halt komen. Verhalen komen naar buiten over het arbitrair ontnemen van nationaliteit en gemixte families die stranden in niemandslanden.

Het antwoord op de problemen en onrust die door deze blokkade ontstaan komt in een wetswijziging in 2017 waarin Qatarese vrouwen hun niet-Qatarese mannen en kinderen “permanente residentie” kunnen bieden. Hoewel een stap vooruit, blijft de wet arbitrair, onduidelijk en omslachtig. Ook zijn de voordelen van het Qatarees niet van toepassing op permanente residenten. Gezien de timing en inhoud van de wet, is deze 'stap vooruit' eerder een noodgedwongen politieke oplossing om de weinige Qatarezen in Qatar tegemoet te komen: door deze wijziging krijgen families die voorheen uit elkaar gedreven dreigden te worden hoop dat hun families samen kunnen blijven wonen in Qatar zonder eindeloos papierwerk en juridische hulpverlening. Dit lijkt enigszins op de onrust en angst die ontstond in gemengde huwelijken in navolging van de Brexit, waarbij familieleden plots een brief konden ontvangen dat zij niet langer zomaar in Groot-Brittannië konden blijven. De nieuwe wet maakt het mogelijk voor vrouwen om in Qatar te blijven en het percentage Qataresen te behouden. Echter blijft dit ook arbitrair en gaan geruchten de ronde dat dit sterk afhankelijk is van de nationaliteit van de echtgenoot.

Gezien de moeizame discours rondom nationaliteit, is het uiteraard niet de bedoeling dat de rigide wij-zij-lijnen teveel te verwateren. Er is dan ook geen sprake van de mogelijkheid om nationaliteit door te geven via vrouwen. Daarmee blijft het ware Qatarees-zijn een privilege van de man. In haar onderzoek naar burgerschap en sociale rechten, beschrijft Lina Abou-Habib in haar artikel "The 'right to have rights': active citizenship and gendered social entitlements in Egypt, Lebanon and Palestine" hoe participatie in de gemeenschap nauw verbonden is met burgerschap en vice versa. Zo stelt zij dat "burgerschap geen doel op zich is, maar een middel om sociale, politieke en economische participatie in de gemeenschap te verkrijgen" (2011). De vrouw heeft hier minder middelen ten opzichte van haar mannelijke medeburgers. Nationaliteit en een permanente verblijfsvergunning zijn niet van gelijkwaardige juridische orde: dit onderschrijft de notie dat de erkenning van de vrouw als volwaardige burger uitblijft in Qatar.

Nieuwe Wetgeving: Zegeviering of Stilstand?

De rol van de vrouw in de vorming van een nationale identiteit is dus niet juridisch vastgelegd; nationaliteit blijft een mannen-privilege. Daarmee zijn ook haar rechten gebonden; zij blijft geen volwaardig burger met gelijkwaardige rechten. Hoewel de nieuwe wetswijzigingen van zowel 2015 als 2017 in vorm stappen vooruit lijken te zijn, en menig andere Golfvrouw jaloers is op deze beweging binnen de nationaliteitsrechten, schiet met name deze wetswijziging van 2017 in intentie te kort in het erkennen van vrouw als gelijke burger. Gezien de beschreven context van het land is het de vraag of hier op de korte termijn verandering in komt, zeker als de andere landen in de Golf niet meekomen en duale nationaliteit een breekpunt blijft.
Met het aanbreken van 2020 is er nog tien jaar te gaan totdat de 2030-plannen weer van tafel kunnen. Dat brengt ook hoop voor vrouwen dat met de verschuivende demografieën, waarin Qatari een steeds kleinere bevolkingsgroep lijken te worden, en de noodzaak van versnelde economische diversificatie, de discours van nationale identiteit en hun positie daarin ook wordt verstevigd. Dat sprankje hoop wordt ook door mijn vriendin bevestigd, wanneer ik vraag of ze denkt dat het allemaal goed gaat komen met haar huwelijksaanvraag met haar buitenlandse verloofde. Het multi-interpretabele "Inshallah" weerklinkt. Een lange zucht. Want dat zullen de Qatarese vrouwen zeker nodig hebben, een lange adem.

Dit item is geschreven door Elsien van schrijverscollectief Kaf.