Gelovige natuurwetenschappers

KAF-submit

Een sterrenkundige plaatste op twitter onlangs de melding dat ze jeuk kreeg van mensen die spraken over ‘geloof in het wetenschappelijk systeem’. Ik op mijn beurt krijg jeuk van pretentieuze zelfingenomen ‘experts’ die niet eens voldoende begrip hebben van hun eigen vakgebied om in te zien dat een deel van hun vakgebied en een groter deel van hun werkwijze gestoeld is op weinig anders dan ongegrond geloof in een aantal ‘wetenschappelijke’ principes.

Ik ben een hartstochtelijke atheist, laat ik dat voorop stellen, maar er zijn zaken waar een zekere mate van geloof (maar dan niet in een godswezen) onvermijdelijk zijn. Ergens in geloven is niet slecht, als je met rationele argumenten kunt komen die enige onderbouwing geven voor je kwestie. Dat een godswezen daar niet onder valt behoeft geen verdere uitleg. Dat sommige door natuurwetenschappers aangehangen principes daar wel onder vallen behoeft kennelijk wel uitleg.

Wanneer twee theorieën hetzelfde verschijnsel even succesvol beschrijven dan wordt (mits de ander niet een veel algemenere beschrijving is die nog veel meer verschijnselen verklaart) de simpelste vaak aangenomen, omdat ‘de natuur’ zou kiezen voor een oplossing zonder overbodige toevoegingen. Occam’s razor is geloof. Wie zijn wij om te beslissen waar de natuur voor kiest? Zolang je ervan uitgaat dat onze theorieën versimpelde modellen zijn van wat er werkelijk gebeurt is het ene beschrijvende model niet beter dan het andere, maar een simpelere is makkelijker to doorgronden. Occam’s razor is dus gewoon pure luiheid.

Zogenaamde instrumentalisten zien wetenschappelijke theorieën als werkbare beschrijvingen van de natuur die opgaan zolang ze niet weerlegd worden. Fundamentalisten zeggen op zoek te zijn naar de ware werking van de natuur en plachten dit, in ieder geval binnen de natuurkunde, met behulp van wiskunde te beschrijven. Welke van de twee filosofieën een betere tijdsbesteding is wil ik me hier niet over uitlaten. Wel staat het buiten kijf dat beiden een soort geloof aanhangen, en het tweede type sterker dan de ander (terwijl deze ‘meer fundamentele’ wetenschappers zich vaak harder afzetten tegen enige vorm van geloof, of irrationaliteit): de wiskundige beschrijving van de werkelijkheid dient ‘mooi’ te zijn. Ook al zijn wiskundig onderlegden het hier vrijwel altijd eens, de mathematisch mindere goden die wel kaas hebben gegeten van andere vormen van esthetiek zullen de grootste moeite hebben met het onderkennen van deze schoonheid. Misschien heeft de natuur er ook wel moeite mee. Waarom zou zij kiezen voor een elegante beschrijving vol van interne symmetrieën die alleen de grootste die-hard nerds kan waarderen?

Een integraal onderdeel van de training van wetenschappers moet liggen in het aanstippen van precies die zaken die net zo subjectief zijn als de elementen van andere vakgebieden die zij bekritiseren, geloof ik…

Deze column werd geschreven door Marcel van blogcollectief Kaf.