Doe mij die dooie maar

Neuskleuter

Freddy Mercury, Michael Jackson, Elvis Presley, Kurt Cobain, Whitney Houston, André Hazes, Amy Winehouse. Stuk voor stuk geweldige artiesten. Stuk voor stuk hartstikke dood. En dat maakt ze zo fantastisch. Dat feit dat ze dood zijn. Want dode artiesten maken geen nieuwe muziek. Dode artiesten bevriezen in hun tijd en kunnen daarom niets meer doen om je teleur te stellen.

Och, dat klinkt misschien vervelend. Een artiest móet niet dood zijn om goed te zijn. Levend waren deze voorbeelden het stuk voor stuk al. Maar artiesten die nog midden in hun carrière zitten, kunnen nog te veel kanten op. Neem eens een Madonna: leuk in Holiday, verleidend met Erotica, knettergek in Dick Tracey. Maar Madonna is als voorloper van Lady Gaga een echte uitvindster. Ze moet steeds wat nieuws. Toen al. En nu nog. Eindeloos anders. En niet al haar nieuwe stijlen zijn even leuk. Ben je net aan het een gewend, doet ze weer iets anders waarbij je haar als echte fan moet verdedigen.

Of dan Doe Maar! Hoppa, kom maar op met Pa, Nederwiet, Belle Helène, Sinds een Dag of Twee, De Bom, en al die andere geweldige nummers van hun roze-groene cd’s. Ze waren al gestopt voordat ik hen überhaupt live heb kunnen zien. Al hun nummers kende ik uit mijn hoofd. Alle Duitse naamvallen. Alle meisjesnamen uit Een Nacht Alleen. Brr. Brr. En toen kwam Henny Vrienten met zijn oude verlepte kop om een nieuw liedje te zingen. En een nieuwe cd uit te brengen. Rood. Grijs. Klaar. Ja, klaar was ik ermee. Het was niet meer die Doe Maar die ik leuk vond. Het was al klaar.

Nee, levende artiesten zijn een gedoe. Ze kunnen er ieder moment een potje van maken. De doden zijn veilig. Ze veranderen niet meer. Papa die bij leven iedereen een grote bek gaf, is een engel en een steun in de rug als hij dood is. Oma die altijd stonk naar rode bieten, sigaretten en een weeïge urinelucht is na haar sterven een wijze oude vrouw die van ons is heengegaan. Gemeenten gebruiken voor nieuwe straatnaambordjes bijna uitsluitend dooie schilders, dooie verzetslieden, dooie componisten en dooie ontdekkingsreizigers. Die kunnen de straat niet meer te schande maken. En tatoeages. Och, houd op over tatoeages! Wie een vette familieruzie heeft, of een seriemoordende zoon, weet niet hoe gauw die letters omgetoverd moeten worden naar een mooi plaatje. Als ze er maar niet meer aan hoeven te denken. De schande!

Nee, doe mij de dooien maar. Bovendien heeft de stem van een overleden zanger of zangeres iets magisch. Na het overlijden weet je vaak nog goed hoe iemand eruit zag. Maar hoe klonk de stem? De stem raakt kwijt. Maar niet de stem van zangers. Freddy Mercury kwam door muziek en videobeelden op magischer wijze weer tot leven tijdens de Olympische Zomerspelen. André Hazes wordt overal weer gedraaid. Ik kan zelfs emotioneel worden als ik de relatief onbelangrijke acteur Cory Monteith, oftewel Finn Hudson uit Glee, hoor zingen op een van de vele mashup covers. Cory komt nooit meer terug, maar zijn stem blijft jong en onbezorgd klinken, alsof hij nog naast je staat.

Nee, geef mij maar de muziek van de doden. De doden herrijzen niet met een slecht nummer. De enige manier waarop ze je teleur kunnen stellen, is doordat je ze nooit meer live kan zien. En dat is eigenlijk toch zonde. Want wat waren ze goed, die doden.