Rood is het nieuwe groen

Martin (Martin7sloten)

Het is maar goed dat ik geen rijbewijs heb, laat staan een auto. Zo doe ik niet aan verkeerslichten. Nu zijn ze daar in Drenthe al wel aan gewend, maar ik moest zo nodig verhuizen naar Noord-Holland. Daar snappen ze nog niet dat wélke kleur het verkeerslicht ook heeft, ik tóch meestal doorloop. Zonder dat ik mezelf in levensgevaar breng overigens. Ik kijk wel uit. Wachten totdat het rode licht gedoofd is, is er voor mij niet bij. Enig idee hoeveel tijd van je leven je staat te wachten? Mij niet gezien.

Toen ik in Drenthe vroeger om tien voor zes 's nachts moest beginnen, woonde ik op nog geen kilometer van mijn werk, met als gevolg dat ik vaak pas om tien over half zes van huis vertrok. Precies tussen mijn huis en het werk lag een spoorlijn, een enkele. Bij vertrek om exact tien over half zes kon ik precies voor de van het station vertrekkende trein aan zijn. Het duurde ruim een minuut voordat de trein vanaf het station de overgang had bereikt. Het gebeurde dus met enige regelmaat dat ik in het pikkedonker nog snel tussen de spoorbomen doorfietste. Don’t try this at home! Er zijn mensen die dat met de dood hebben moeten bekopen... Zo ver heb ik dat uiteraard nooit laten komen.

Wel ben ik een keer nóg later van huis vertrokken. Bij het verlaten van de voordeur hoorde ik de bellen van de overweg al rinkelen. "Nee, nu ben je echt te laat", dacht ik bij mijzelf. En inderdaad, bij aankomst van de spoorwegovergang kwam de trein juist voorbij. Nog vóórdat de bomen weer in hun oorspronkelijke positie waren teruggekeerd en zeker nadat de laatste wielen van de trein waren gepasseerd, stuurde ik mijn fiets tussen de gesloten bomen door de rails over. Ik kon toen nog niet vermoeden dat aan de andere kant een auto stond te wachten. Zo één met van die blauwe zwaailichten op het dak. Vlak voor de bocht naar rechts richting mijn werk drong dat tot mij door en keek ik achterom. Piepende banden. Misse boel.

Vluchten had geen zin en te laat komen zou ik toch al, dus zette ik mijn fiets maar vast aan de kant. "Wij krijgen bij dit soort acties soms hele nare beelden te zien", sprak de agent mij vermanend toe. Ik kroop diep door het stof en verdedigde mij met: "Ik weet het. Het is geen excuus, maar ik heb haast." Op de onvermijdelijke vraag: "Waaróm heeft u dan zo’n haast?", antwoordde ik dat ik om tien voor zes moest beginnen. Dat vond de agent maar een gekke tijd. Dat was ik volledig met hem eens en ik voegde daaraan toe: "Ook dáár ben ik mee bezig. Ik heb in de ondernemingsraad net een voorstel gedaan om gewoon om zes uur te beginnen, maar ik kan geen ijzer met handen breken." "Het is wel heel gevaarlijk wat u doet, meneer", vervolgde de agent. "Nou, ik wist wel heel zeker dat de trein al weg was en dat er geen andere trein meer zou komen, het is immers enkelspoor." Bij het horen van de woorden: "Voor deze keer dan maar", slaakte ik een diepe zucht. Ja, ik had erg veel geluk en ik heb er wel van geleerd. Denk ik.

In Noord-Holland loop ik de laatste tijd - vanwege mijn verhuizing - regelmatig naar de bouwmarkt. Op die route kom ik zeker drie verkeerslichten tegen. Meestal met de kleur rood. "Rood is het nieuwe groen", denk ik, terwijl ik in mijn tas van de bouwmarkt kijk naar de kwasten die ik er heb gekocht. Kleur is maar betrekkelijk. En tijdelijk. Zometeen wordt het sowieso weer groen, dus waarom wachten als er toch geen auto’s aankomen?

Nu staat er aan de andere kant van de weg een moeder met haar - ik schat - vijfjarige dochtertje te wachten. Hand in hand. En daar ben ik dan wel weer gevoelig voor. Niet voor die moeder, maar voor de voorbeeldfunctie die wij volwassenen hebben ten opzichte van dat kind. Groen is lopen en rood is stoppen, auto’s of geen auto’s. Dat moet je niet te moeilijk maken voor zo’n kind. Dus wacht ik geduldig. Wanneer het licht op groen springt, zet ik met één voet een stap op het witte vlak van het zebrapad dat beide stoepranden met elkaar verbindt. Op dat moment komt er opeens een auto de bocht om gescheurd. Een auto die niet van plan is om voor ons overstekende voetgangers te stoppen. Moeder trekt in een reflex haar kind snel naar zich toe. Ik spring van schrik opzij en schreeuw de automobilist-in-overtreding nog na: "Hé joh, ben je blind of zo?!" Het kenteken noteer ik op mijn iPhone. Op de achterkant van de auto herken ik nog snel een sticker: "Ik kom gelukkig uit Drenthe."