Het zal mij een zorg zijn

Jan (Bakoenin)

Aloysius Kreukel zit lekker onderuitgezakt op de bank een beetje te dutten. Dat doet hij meestal als hij net van zijn werk thuis is en het eten is nog niet klaar. Het is zo’n dutje waarbij je wel alles wat er om je heen gebeurt vaag blijft horen. Je zit half in een droom en ziet daar ook beelden bij, maar ergens in je onderbewustzijn hoor je toch de geluiden om je heen. In dat onderbewustzijn hoort Aloysius hoe zijn vrouw Teutje aan het koken is en dat ze daarna de kamer verlaat en de trap opgaat. Hij ziet echter een jonge, slanke vrouw in een doorschijnend nachthemd en die wenkt hem om bij haar in bed te komen liggen. Net als hij dat wil gaan doen, wordt hij abrupt wakker door een verschrikkelijke kreet van boven. Even later komt Teutje als een olifant de trap afgestampt, doet wild de kamerdeur open en zegt met een hoge stem: ‘Aloysius! Onze nieuwe weegschaal is niet goed, hoor. Ik weeg ineens zeven kilo meer dan op de oude! Dat kan toch niet!’
Aloysius bekijkt zijn vrouw langzaam van top tot teen en zijn blik blijft even hangen bij de enorme uitstulping tussen haar borsten en haar heupen.
‘Ik denk eerder dat de oude stuk was, Teutje,’ antwoordt hij rustig.
Teutjes hoofd wordt wat rood, maar ze gaat niet tegen Aloysius in, want eigenlijk weet ze wel dat hij gelijk heeft.
‘Maar ik kook helemaal niet vet. Het lijkt verdomme wel alsof ik van de lucht aankom,’ zucht Teutje.
‘En van de taartjes bij de koffie, de hapjes tijdens het boodschappen doen, de koekjes bij de thee, de chips tijdens het televisiekijken en de plakjes leverworst en blokjes kaas voor het naar bed gaan. En dan heb ik het alleen nog maar over het eten,’ antwoordt Aloysius droog.
‘Maar ik doe iedere ochtend mee met Nederland in beweging en ik wandel met de hond.’ Teutje zat niet om een smoesje verlegen.
‘Ja, een beetje achter een stoel met je benen zwaaien en als de hond klaar is na tien minuten ga je meteen terug.’ Aloysius lacht schamper.
‘En jij dan?’ kaatst Teutje de bal terug. Jij loopt toch ook niet voor niets na je werk de hele tijd in een trainingsbroek?’
‘Ja, maar dat is alleen omdat hij lekker zit en thuis maakt het toch niet uit wat ik aan heb,’ sputtert Aloysius tegen. Maar Teutje trapt er niet in.
‘Nee Aloysius, dat is omdat je gewone broeken te strak zitten vanwege de pilsjes die je ’s avonds zuipt. Dan is er weer een gewonnen voetbalwedstrijd waar je op moet drinken en dan is er weer de een of andere realitysoap met een paar geile wijven waar je “gezellig” een pilsje bij wilt drinken en iedere dag is er wel voetballen of zo’n soap, dus je zit gewoon iedere dag je buik op te blazen met dat bier. Het kan me geen reet verdommen wat je met je lichaam doet, maar dan moet je niet tegen mij gaan zitten zeiken dat ik te dik ben. En nu wil ik een wijntje!’ Teutje loopt naar de glazenkast, haalt er een wijnglas uit, pakt de fles uit het flessenrek, schenkt het hele glas tot aan de rand toe vol en zet het op het bijzettafeltje naast de bank met de fles ernaast. Dan gaat ze naar de keukenkast, pakt er een groot pak paprikachips uit, scheurt het open en gaat op de bank zitten knisperen. Het duurt niet lang of het hele pak is leeg en de fles halfleeg. Als ze nerveus is, gaat ze altijd eten en drinken en weet dan geen maat te houden. En Teutje is vaak nerveus, dus er gaan heel wat flessen wijn en pakken chips doorheen.
Aloysius zit ondertussen een sigaretje te roken. Het dutje komt er nu toch niet meer van, want hij zit zich alweer veel te veel op te winden. Natuurlijk weet hij wel dat hij minder moet drinken, maar het komt er steeds niet van. Net als het roken. Zo’n dutje is belangrijk, want als Aloysius slaapt, dan kan hij niet roken. Als hij wakker is, heeft hij bijna doorlopend een sigaret tussen zijn vingers of zijn lippen. Iedere morgen als hij wakker wordt, hoest hij het eerste halfuur zijn longen bijna uit zijn lichaam, maar stoppen met roken? Hij kan het niet.

Teutje is een beetje zenuwachtig, want ze moet weer insuline spuiten. Ze doet het al een tijdje, maar blijft het eng vinden als ze die naald in haar buik moet prikken. Maar ja, de ouderdom komt met gebreken. Dat zeiden haar ouders vroeger altijd en Teutje weet nu dat het waar is. Een aantal jaren geleden kon ze nog alles eten en drinken zonder ziek te worden. Ze werd er te dik van, dat wel. Maar ziek niet.
Ze bergt de spuit weer op. Tot de avond, want dan moet het hele ritueel weer opnieuw. Iedere dag twee keer prikken. En dat valt nog mee, want er zijn mensen die het vier keer per dag moeten doen.
Teutje waggelt naar de televisie en zet hem aan. Niet dat er veel bijzonders was om naar te kijken, maar ze kan verder niet veel. Lopen gaat niet goed, want ze is nog steeds veel te zwaar. Ze eet tussendoor wel minder, maar als ze nerveus is, neemt ze nog steeds een wijntje. En ze is vaak nerveus. Ze weet wel dat ze moet oppassen met alcohol, maar dat doet ze ook, vindt ze. ’s Avonds neemt ze er een paar minder dan vroeger. Nee, ze heeft het niet makkelijk, maar het kan erger. Aloysius is al een long kwijt door het vele roken en de andere long is er niet al te best aan toe. Toch kan hij nog altijd niet van het roken afkomen.

‘Godverdegodverdegodver,’ zegt Aloysius al rochelend, ‘moet je nu eens lezen, Teutje. De eigen bijdrage gaat alweer omhoog. Zijn ze helemaal van de pot gerukt? Die achterlijken in Den Haag pakken weer de gewone mensen. Alles gaat minder en dan moeten wij de rekening betalen, terwijl ze zelf hun zakken zitten te vullen.’ Gelukkig is Aloysius aan longkanker geholpen, want als hij het aan zijn hart zou hebben, dan zou hij op dat moment beslist dood neervallen. Zo kwaad is hij. Teutje is het helemaal met hem eens.
‘Ze moeten eens bedenken dat wij niet om al die medicijnen en behandelingen hebben gevraagd. Het overkomt je. Maar daar hebben ze schijt aan in Den Haag,’

Ik vind het vervelend voor de mensen die er niets aan kunnen doen dat ze diabetes krijgen, of kanker, of andere ziektes waar je veel behandelingen en medicijnen voor nodig hebt. Maar ik ben bang dat er ook heel veel mensen zijn zoals Teutje en Aloysius. Ik vraag me zelfs af of er over dertig jaar nog wel een probleem is met de vergrijzing. Als je eens om je heen kijkt op straat en in de winkelcentra dan zie je toch veel lampenkappen en bierbuiken lopen. Jezus had het niet makkelijk toen satan hem in de woestijn wilde verleiden tot bepaalde wonderen, maar dat was kinderspel bij wat je moet trotseren als je gewoon door de stad loopt. De lekkerste luchtjes, winkels vol met heerlijks, supermarkten die uitpuilen van de lekkerste drankjes en hapjes. Zelfs tijdens een recessie. En als je dan ook nog een al die comazuipende jongeren erbij telt, dan zal de gemiddelde levensverwachting beslist wel weer dalen.