Stop de generatieoorlog

Tim (Teundepopulist)

De zondagochtend op televisie is altijd een fijne graadmeter voor de stand van Nederland. Of in ieder geval, we kunnen te weten komen hoe de politieke en intellectuele elite vindt dat de stand van Nederland is. Wie Eva Jinek en Buitenhof bekijkt weet waar de opiniemakers in de landelijke dagbladen zich de komende week mee bezighouden.  

Gisteren was het echter een verwarrende ochtend. Hero Brinkman verklaarde bij Jinek dat hij zich in zijn politieke werk meer op de ouderen wil richten, omdat deze niet voldoende vertegenwoordigd zouden worden in de kamer. Misschien kan hij zich aansluiten bij collega-partijhopper Jan Nagel. Amper twee uur later hoor ik voormalig LAKS-voorzitter Sywert van Lienden de oprichting van G500 uitspreken, een organisatie die 500 jongeren wil mobiliseren en lid wil maken van de VVD, PvdA en CDA. De politieke congressen van deze partijen zouden namelijk het exclusieve domein zijn van mensen in het leeftijdscohort 54-schijndood. Derhalve krijgen jongeren te weinig ruimte in de politieke besluitvorming, aldus G500. Zo verdeeld als de generaties zijn in hun mening, zo gebonden zijn zij in het gevoel dat zij onderdeel uitmaken van het maatschappelijk ondergeschoven kindje.

Ik bewonder de inventiviteit en inzet van G500, maar heb moeite met hun poging om een generatieoorlog te starten. De intellectuele voorhoede bedient zich van een gemakzuchtig populisme. Zoals Geert Wilders de wil van het volk stelt te kennen, zo denken de jonge grachtengordelaars de wil van de jongeren te kennen. De initiatiefnemers claimen zelf dat het geen elitair project is, omdat zij het land gaan rondtrekken met hun boodschap. Dan is de wens vader van de gedachte. De realiteit vertelt ons dat 3 van de 4 genoemde oprichters beschikken over een Wikipediaprofiel, het moderne bewijs van dat je er toe doet. Alle vier hebben minstens 1400 volgers op Twitter en bevinden zich op dit medium in het zelffelicterende clubje met (jonge) journalisten, politici, wetenschappers en columnisten. De ganse dag, maar in het bijzonder tijdens Pauw en Witteman, zijn zij bezig met becommentariëren en applaudisseren van elkaar en het tv-scherm.

De meeste jongeren die ik ken zijn echter met heel andere dingen bezig. Zij staan vroeg op om naar de bouw te gaan of hun kind te voeden. ’s Avonds kijken zij voetbal of een talentenjacht. Toen ik voor mijn scriptie politicologie onderzoek deed naar politieke jongerenparticipatie vertelden de meeste Nederlandse jongeren mij dat de onderwerpen die zij belangrijk vonden afdoende behandeld werden door politici, weinigen hadden behoefte aan meer jongeren in de politiek en ze stelden altijd een partij te kunnen vinden die hun belangen behartigt. Deze vermeende apolitieke houding is niet nieuw. Clairy Polak stelde in Buitenhof dat ze, voor haar gevoel, al honderden mensen had geïnterviewd die  betrokken waren bij de Maagdenhuisbezetting. Dat geeft te denken. Veel jongeren zijn nooit door Polak geïnterviewd, hebben evenmin een Wikipediaprofiel en als ze al op Twitter zitten, hebben ze zelden meer dan dertig volgers.

Natuurlijk kunnen de leden van G500 stellen dat de onwetende jongeren zich niet bewust zijn van de oplopende kosten van de verzorgingsstaat, de dreigende pensioentekorten en torenhoge staatsschulden. Rekeningen die volgens G500 allemaal voor onze generatie zullen zijn. Oppositie en aspirant-politici roepen doorlopend om acute hervormingen, het is  altijd vijf voor twaalf.  Angst is misschien een slechte raadgever, maar een goede stemmentrekker. Ik moet het nog maar zien met al die problemen. Wat dat betreft leg ik graag mijn oor te luister bij Bertus Leerkus, een oude wijze man, die in de Tweede Kamer zat voor ouderenpartij Unie 55+. Bij de miljoenennota van 1994 zei hij dat hij nog nooit een politicus had horen zeggen: “Beste mensen, neem het er maar eens goed van. We gaan goede tijden tegemoet.” Deze aansporing tot optimisme kan een wijze les vormen voor de doemdenkers van mijn generatie.