De dode man met de levende hand

paulbastiaans

Over woorden die er zijn
Worden handen neergelegd
Wachtend op een teken
Overheersing van een kracht
In mijn wil dat denkt te kunnen
Stuur ik de golven aan

Aan wal vertel ik over mijn kunsten
De schipper en zijn boot
Zij die fluisteren weten beter
Over deze psychose van het leven
Al wat zegt is voor bescherming
Tegen gevaar tegen nood
Laat ik niet meer verder spreken
En vries me nu maar euforisch dood

Ik blijf nog steeds verrast van het feit dat dit verhaal nooit echt van de grond is gekomen. Voor mij zitten er namelijk een paar elementen in die ik erg mooi vind. Als ik het aan mensen vertel geloven ze het vaak niet. Als ik aangeef dat ik denk dat dit de oorzaak is geweest voor mij om me met poëzie bezig te houden, vinden ze het mooi. Hoe het ook zei, in mijn ogen blijft het één van de mooiste verhalen die ik ooit heb gehoord.

Vroeger viste ik veel. Ik vond het heerlijk om in de natuur te zijn, zittend aan de waterkant met de zon in mijn gezicht, urenlang kijkend naar mijn dobber. Ik raakte zo gefascineerd van de manier waarop vissen mijn dobber bewogen, struikelend meenamen het water in, dat ik vaak 's nachts hierover droomde. De duur van mijn viscarrière werd denk ik met name gestrekt door mijn ontstane drift met het verzamelen en categoriseren van kleine accessoires. Zo'n hele viskoffer vol met kleine hebbedingetjes.

Soms ging ik met vrienden dagen vissen in Raamsdonkveer, een Brabants dorpje met zeer goede karpervijvers. Op een dag besloten we na het vissen om een drankje te drinken bij het dichtstbijzijnde cafeetje. ‘De Hobbelaar', zo heette het. Het was een bruin typisch cafeetje met stamgasten, dartbord en pooltafel. De barman was een man van tussen de vijftig, zestig jaar oud. Sympathieke man, maar door zijn platte accent moeilijk te verstaan.
Na een tijdje te hebben gezeten werd mijn aandacht getrokken door een klein lijstje aan de muur. Het was niet persé een bijzondere lijst, maar ik werd voornamelijk aangetrokken door het handschrift op een klein stukje papier in die lijst. Het had iets authentieks. Ik las het gedicht dat stond opgeschreven en probeerde te ontcijferen wat de betekenis ervan was. Na een tijdje gaf ik het op. Ik besloot het aan de barman te vragen.

Het bleek dat een oude vriend van hem dat gedicht had opgeschreven. Ik merkte aan hem dat hij mijn interesse waardeerde en hij vroeg mij of ik een kleine versie of een lang versie wilde horen. Ik moest nergens naar toe, dus besloot me voor de volle laag te wagen.
Zo vertelde de barman dat de man die het had geschreven nooit een grootse dichter is geweest, maar meer iemand die na een dag werken zijn ervaringen probeerde te verwerken via woorden. ‘Om zijn evenwicht te behouden' zei de barman. Het verhaal van de dichter begon eigenlijk toen zijn vrouw na een huwelijk van twaalf jaar was overleden gedurende een auto-ongeluk. De dichter reageerde hierop normaal, hij was volkomen ontregeld door het verlies, maar na een jaar had hij zijn gevoel hiervoor onder controle. ‘Moeilijke ervaringen' zo noemde de barman het. De man bleef gewoon zijn gedichten schrijven en vervolgde zijn normale leven. Natuurlijk was er altijd het gemis, van hetgeen ooit ‘ware liefde' was. Het enige verschil was, dat de dichter op bepaalde momenten begon af te wijken van zijn normale diepgaande onderwerpen. Waar voorheen werd gepraat over het leven, begon hij af en toe onderwerpen aan te kaarten zoals bijvoorbeeld zelfdoding. Een onderwerp dat een beetje buiten de kaders valt in een gemiddeld bruin cafeetje. De barman zei dat ik geen verkeerd beeld moest krijgen van zijn vriend, want het was altijd een enthousiast persoon, een sfeermaker zo zou je kunnen zeggen. In gezelschap altijd sympathiek. Zonder gezelschap zeer ontspannen. Toch toonde hij vaak zijn fascinatie over het proces dat wanneer mensen ouder worden ze steeds meer in de richting komen van de manier waarop ze doodgaan. Over het verband dat het gevoel van leven misschien te maken heeft met het steeds nauwer worden van de richting waarin het leven naar toe zou kunnen gaan. Mogelijkheden worden steeds beperkter, handelingen worden steeds meer gestaag. Hij begon vragen te stellen zoals ‘of we zouden willen weten wanneer en hoe we dood zouden gaan?'. De barman gaf aan dat deze tak van gesprekken misschien iets toegankelijker zijn voor een dichter dan voor een barman, maar gaf ook aan dat het hem op een of andere manier toch heeft beïnvloed. Hij zei dat wanneer je het op deze manier zou bekijken dat euforie veel te maken heeft met de vrijheid die je als mens nog hebt. Je ben gauw geneigd om te denken vanuit je geboorte. Ik ben zo oud of heb dat al bereikt en ik wil nog dit en dit en dit en dit. Maar wanner je dit idee gaat bekijken vanuit je overlijden, euforie bekijken vanuit het punt waarop je doodgaat en terug, dan moet je concluderen je deze vrijheid gevoelsmatig eigenlijk helemaal niet hebt. Mensen die veel hebben bereikt hebben dit in mindere mate, maar mensen die een ander beeld droomde over hun leven hebben dit vaak wel. Het is dan ook een algemeen fenomeen dat oude mensen hun visie rigoureus veranderen op dit vrijheids idee. Juist doordat ze hun einde naderen. Als je dit weet kun je een afweging maken, zei de barman. Vanuit je geboorte denken lijkt te suggereren dat geluk is ‘jezelf voor de gek houden'. Die gedachte kunnen sommige mensen hun hele leven voldoen, geen oordeel. Maar als dat geluk is, wat is dan de dimensie als je jezelf niet voor de gek houdt. Wat voor wereld kom je tegen als je durft om andersom te denken. Deze gedachten lokken uit tot bepaalde ideeën en handelingen die wij over het algemeen eigenlijk helemaal niet naleven. En zo zei de barman dat hij na jaren erachter is gekomen dat hij denkt dat zijn oude vriend dit op obscure en in mijn ogen geniale wijze heeft willen onderzoeken.

Zo kwam het dat Jan Hobbelaar in de winter van 1969 is gevonden in een karpervijver in Raamsdonkveer. Bevroren onder het ijs met enkel zijn hand uit het water met een gedicht hierin gesloten. Bekend was dat hij niet goed kon zwemmen en er midden in de vijver een groot wak was dat was opgebroken tot het verlengde aan de waterkant waar de dichter werd gevonden. Maar tot op de dag van vandaag weet niemand zeker of hij is gevallen of dat hij zelf in het water is gesprongen. Volgens de barman was één ding zeker, dat toen ze de dunne witte laag sneeuw van het ijs afveegde, dat Jan Hobbelaar werd aangetroffen met een grootse glimlach op zijn gezicht.