Friteriën, hoeren en benzine

Maarten (columns2011)

Zo'n drie weken geleden startte ik mijn columnistenschap bij fok.nl met een epistel over torenhoge benzineprijzen en obscene winsten die oliemaatschappijen hierdoor maken. De reacties waren prettig kritisch en daarnaast van dien aard dat ik besloot een week bij te komen in Zuid-Frankrijk, dan kon ik direct het bewust door mij niet genoemde aspect van accijns onderzoeken. Onderweg, in België. Op de grens van Luxemburg. De plaats: Martelange.

Martelange, afslag 41 van de Autoroute du Soleil, verenigt alles in zich om Paul Jambers nog voor enkele seizoenen te bevoorraden.

Ik telde 15 benzinestations die allen op nog geen steenworp afstand van elkaar liggen. De concurrentie zou moordend moeten zijn maar niets is minder waar: iedereen draait op volle toeren. Awel, het ganse Belgische volk slaat hier zijn slag, voor zo'n € 1.30 is een litertje Euro 95 voor u. Wij Hollanders met de dikke nek weten dit adresje inmiddels ook wel te vinden, vandaar dat er ondanks het enorme aanbod toch nog rijen ontstaan. Deze rijen vormen het bestaansrecht van Martelange, dat vrijwel volledig draait op de verkoop van benzine. En vrouwen.

Langs de treurige vierbaansweg (de N4) die vanaf Bastogne tot Arlon leidt, bevinden zich tal van parenclubs, hoerenkasten en peeskamers, allen op nog geen steenworp afstand van elkaar. De concurrentie zou moordend moeten zijn maar niets is minder waar: ik neem aan dat er op volle toeren wordt gewerkt want ook overdag worden de waren veelbetekenend aangeprijsd met ‘ouvert'. Dat doe je niet als er geen klandizie te verwachten is en klandizie is er dan ook te verwachten. We hebben net vastgesteld dat het volk uitrukt om benzine te tappen en als je daar dan toch mee bezig bent dan kun je deze twee werkwoorden net zo goed op een andere manier aanwenden.

Waar geketst wordt, moet worden gegeten, zo zal de ondernemende Belg hebben gedacht, en hij opende een frietkot. Ik overdrijf niet wanneer ik je vertel dat ik minstens 10 friteriën heb gezien. De concurrentie zou moordend moeten zijn - en dat is ook zo. Om onbegrijpelijke redenen redt de fritesindustrie het niet. De ene na de andere houten keet staat te koop, de een nog meer vervallen dan de ander. Je ruikt er de bedorven vetputluchten en je ziet dat het ongedierte zich het terrein eigen maakt. Verbazing was mijn deel. De enige logische verklaring die ik heb kunnen verzinnen is dat de snackbarhouder heeft ingezien dat je met de exploitatie van vrouwen en pompen meer kan verdienen. Of met een pompstation natuurlijk.

Hoe dan ook. Van accijns weet ik nog steeds te weinig. Ik weet wel dat de enige pomp die eentiende cent per liter goedkoper was dan de anderen verreweg de langste rij kende, hetgeen mij het ergste deed vermoeden voor de goedkoopste andere vorm van dienstverlening.