Dood zijn voor je overlijdt

Jan (Bakoenin)


10 mei is de Europese Dag van de Beroerte.

Ik was deze week bij Sjaak op bezoek. Sjaak verblijft sinds een halfjaar in een verpleeghuis, omdat hij een beroerte heeft gehad en aan de linkerkant zo goed als verlamd is. Daarom zit hij in een rolstoel. Sjaak had een vriendin met wie hij al meer dan twintig jaar samenwoonde, maar zij kon de verzorging van Sjaak niet aan, omdat ze zelf lichamelijk ook niet zo goed meer was. Ze komt echter ook niet meer bij Sjaak op bezoek en heeft hem volledig laten vallen.

Sjaak ken ik al vanaf 1989. Ik zag hem tenminste drie keer per jaar. In ieder geval tijdens een weekje wintersport, want hij maakte deel uit van de groep waarvoor ik de wintersport organiseer. Verder nog bij de informatieavond over de wintersport en bij de reünie. Een enkele keer ging hij ook wel eens met een gedeelte van onze wintersportgroep uit eten en dan zag ik hem dus nog eens.

Sjaak is niet zomaar een man. Als je Sjaak ziet, dan zie je ook een sigaar. Hij heeft altijd een Balmoral in zijn mond. Zelfs tijdens het skiën bleef de sigaar in de mond.
De wintersporters noemen Sjaak ‘the Godfather’. Waarom? Wij hebben de gewoonte om meteen na het skiën te après-skiën. Toen Sjaak er nog bij was, zat hij als eerste in de après-ski. Hij had meestal al een hele kant van de bar gereserveerd voor de groep en ook een zacht prijsje voor het bier geregeld als wij arriveerden. Die reservering deed hij gewoon in het Nederlands, want dat is de enige taal die hij spreekt. Verder zat hij gewoon stil op een kruk aan de zijkant van de bar te genieten van zijn biertjes en zijn sigaren. Net een Godfather.
In de eerste jaren dat we met de groep gingen skiën, waren we regelmatig ’s nachts tot een uur of drie in de disco te vinden en toch stonden we om negen uur weer op de ski’s. Sjaak en ik waren er altijd bij tijdens die nachten.
Op een avond had hij kennis gemaakt met een leuke Oostenrijkse vrouw, met wie hij de hele avond geheel tegen zijn gewoonte in heeft zitten praten. Waarover mag Joost weten, want zoals ik al vertelde spreekt Sjaak geen woord Duits en de vrouw sprak geen woord Nederlands. De monden stonden echter niet stil.
Sjaak kwam ook nog wel eens bij een optreden van mijn band, want hij was gek op rockblues en wij spelen dat.

Deze week zocht ik hem dus op in dat verpleeghuis, samen met een wintersportvriendin.
Hij was op dat moment in de kantine van het tehuis en er waren veel andere mensen uit het tehuis aanwezig. Er werd namelijk een liveconcert gegeven door een duo. Een man met een gitaar en een man met een keyboard.
‘Leuke’ nummers zoals: ‘Daar aan de waterkant’, ‘Het kleine café aan de haven’ en ‘Als de klok van Arnemuiden’.  De mensen klapten soms zelfs mee, maar Sjaak zat er een beetje triest bij toen we aankwamen. Gelukkig leefde hij op toen hij ons zag.

Nu hoor je de laatste tijd veel nare dingen over verpleeghuizen, maar Sjaak vond de verzorging over het algemeen wel goed. Alleen de catering was klote, maar daar kon het tehuis niets aan doen. Ze hadden de laatste maanden al drie cateraars versleten, maar het werd er niet beter op.

Ik moet er niet aan denken dat mij hetzelfde zou overkomen als Sjaak. Hij is drie jaar ouder dan ik, maar na die beroerte lijkt het alsof hij ineens twintig jaar ouder is geworden dan ik. Niet dat hij er in zijn gezicht anders uitziet, maar het hulpeloze van de rolstoel en zijn moedeloze uitstraling. Dit was niet meer de man die alles regelde aan de bar, die doorging tot het gaatje in de disco en genoot van alles wat hij meemaakte.
En ik kan daar wel inkomen. Ondanks dat men er in dat tehuis wel alles aan doet om het de mensen naar de zin te maken heeft het iets naargeestigs, vind ik. Sjaak heeft bijvoorbeeld geen eigen kamer. Dus je leeft dan wie weet nog hoe lang zonder echte privacy.
Je gaat ondanks de kutmuziek maar naar de kantine om nog iets van gezelligheid te zoeken. En voor Sjaak is er gelukkig een vrouw die hem dan af en toe meeneemt naar de rookkamer, want in de kantine en op de kamer mag niet worden gerookt. Het was dan ook wel een gek gezicht toen we aankwamen: Sjaak zonder sigaar in zijn mond. In de rookruimte word je er echter niet gezonder op. En de gesprekken met de andere rokers zijn ook niet om blij van te worden. Toen wij er met Sjaak zaten, ging het over een vrouw die ook altijd kwam roken, maar waarschijnlijk beledigd was en niet meer kwam. Dus er is ook al onderlinge ruzie in zo’n tehuis. Verder ging het over wie welke ziekte had en wie was heengegaan.
We waren blij dat we weer bij de livemuziek terug waren na die rookkamer. Ondanks dat het duo net ‘Heb je even voor mij’ inzette, want dat kutnummer hoor je ook nog wel eens in de après-ski.

Het enige verschil tussen Sjaak en mij was altijd dat hij buiten het skiën niet veel bewoog. Ik loop halve marathons, fiets regelmatig boven de honderd kilometer op de racefiets, duik, wandel en zwem. Bovendien rook ik al twaalf jaar niet meer. Maar garanderen dat sporten en niet roken het uitblijven van een beroerte? Nee.
Ik voelde me in die kantine gewoon een jongeman. Natuurlijk zaten daar aardig wat ouderen die de tachtig al gepasseerd waren, maar er waren er ook die echt niet zo veel ouder waren dan ik en zelfs wel van dezelfde leeftijd of jonger.
Op dit moment voel ik me lichamelijk en geestelijk erg fit en mijn vrouw is dat gelukkig ook, want ik moet er niet aan denken dat één van ons in zo’n tehuis komt. Ondanks de goede verzorging die daar is vond ik het toch ook iets naargeestigs en definitiefs hebben. Laat staan als je in een tehuis komt waar ze er een zootje van maken met de verzorging.
Ik hoop dan ook dat als ons zoiets overkomt, de een nog lang voor de ander kan zorgen, want als je naar zo’n tehuis moet, dan is het alsof je dood bent voordat je overlijdt. Dat vind ik tenminste.
Het enige voordeel dat ik heb kunnen ontdekken: twee flesjes bier en een cassis kosten samen € 2.10.

Nogmaals: 10 mei is de Europese Dag van de Beroerte