Sport met mijn vader

Frits (Ciscomania)

Het is 8 maart 1971. Diep in de nacht word ik wakker gemaakt door mijn vader.
‘Wakker worden Cisco, het gaat zo beginnen. Doe je zachtjes op de trap als je naar beneden komt? Mama slaapt en die mag niet wakker worden hoor.' Even begrijp ik niet waarom mijn vader mij wakker heeft gemaakt, maar dan ineens weet ik het weer. Snel spring ik mijn bedje uit en loop ik zachtjes de trappen af naar beneden.
Als ik de woonkamer binnenloop, slaat de grote wandklok precies drie uur in de nacht.
Mijn vader zit er al klaar voor en ik zie dat hij de grote stoel al schuin voor de televisie heeft gezet, zodat ik strakjes alles goed kan zien. Daar zit ik dan in mijn Mickey Mousepyjamaatje en mijn blote pootjes op die grote stoel.

‘Wil je wat drinken, jongen?' vraagt mijn vader fluisterend. Ik knik en even later komt hij terug uit de keuken met een groot glas aardbeien-aanlengsiroop. Zelf zit hij aan een watertje uit de kraan en terwijl hij met zijn hand door zijn weelderige haardos strijkt, kijk hij me vertedert aan en gunt me een knipoog. ‘Spannend hè, gozer?' zegt ‘ie op een zachte toon. Ik knik weer en een beetje zenuwachtig tuur ik naar het beeldscherm. De camera gluurt de overvolle tribunes af en ik zie mensen druk praten en wijzen. Dan komt plotseling de volle boksring in beeld en staat er een man in een zwart pak driftig in een microfoon te schreeuwen. Ik versta er niets van en nadat ik mijn vader gevraagd heb welke taal die man spreekt, zegt hij dat die meneer een Amerikaan is en dat hij er ook geen bal van begrijpt. 

De bokswedstrijd tussen Muhammad Ali en Joe Frazier staat op het punt van beginnen.
Terwijl ik mijn vader de vraag stel of mama ook komt kijken, hoor ik de rondebel hard klingelen. 'Nee knul, mama's houden niet van boksen. Dit is alleen voor stoere kerels zoals wij.' En dan eindelijk is 'The Fight of the Century' begonnen en staan Mohammed Ali en Joe Frazier hard op elkaar in te beuken. Als Muhammad Ali zijn bekende 'Ali shuffel' eruit gooit, zie ik mijn vader verrukt kijken en roept dan iets te hard: 'Mooi hè knul? Wat een klasse.' Ali domineert in de eerste drie ronden, maar vanaf de vierde ronde is het de veel kleinere Frazier die de lakens uitdeelt. Uitdager Ali gaat zelfs neer en verliest voor het eerst op punten en Frazier behoudt zijn wereldtitel. Madison Square Garden staat op zijn kop.

Samen met mijn vader keek ik 's nachts vaak naar deze zwaargewicht bokspartijen.
Het was de tijd van de grote jongens zoals Muhammad Ali, Joe Frazier, Ken Norton en George Foreman. Ook moet ik vaak denken dat ik om de paar ronden op die grote stoel weer in diepe slaap viel. Niet omdat het niet spannend genoeg was, integendeel. Ik was nog klein en niet gewend aan deze nachtelijke 'uitstapjes'. Mijn vader maakte mij om de haverklap wakker en zei dan lachend: ‘Hé Cis, wakker blijven joh, het is reuze spannend hoor. Zo mis je alles.' Vreemd, maar deze woorden zijn mij altijd bijgebleven en nog altijd zie ik zijn lachende gezicht toen hij dat tegen mij zei.

Nooit vergeet ik meer de tijd dat we met de hele familie naar de zwart-wit beelden van het schaatsen keken. Het was dan supergezellig bij ons thuis. De grote mensen zaten dan op de bank en de kleintjes op de vloer met een zakje Smiths chips en een flesje Exota.
Opa hield de rondetijden bij en noteerde deze op een speciale pagina van de Haagse Courant. Tjonge, wat genoten we van de successen van Ard Schenk, Kees Verkerk en niet te vergeten Jan Bols. Echte helden waren het voor mij.
Wij sloegen ook nooit een Tour de France over. Maanden van te voren keken we uit naar dit grote jaarlijkse wielerspektakel. Vooral de bergetappes vonden we schitterend. Knap hoe die mannen die hoge steile bergen opreden.

Mijn vader was gek op sport en dat heeft hij op mij overgebracht. Zelf was hij een verdienstelijke linksbuiten. Iedere zondag ging ik met mijn ouders mee naar het voetbalveld en zag ik mijn vader het ene na het andere doelpunt scoren. En trots dat ik dan was op mijn pa. Daar op die Haagse voetbalvelden heb ik ook leren voetballen. Altijd had ik mijn bal bij me. Als je mij zag, dan zag je ook mijn bal.Ja, van alle sporten was voetbal toch wel nummer één. Vaak gingen we naar ADO. Mijn vader stond dan met z'n drie broers aan de lange zijde en ik was, zoals altijd, hoog op het reclamebord achter het doel van Ton Thie te vinden. Ja, dat kon toen nog.
Wat een sfeer heerste daar in het gezellige stadion in het Haagse Zuiderpark. Nog steeds ruik ik de geur van warme wôhst en de sigarenlucht van die oude mannetjes. Het waren fantastische zondagen. Vooral de tiende januari 1971 zal ik nooit meer vergeten. Mijn club won met drie tegen nul thuis bij NAC en werd die dag koploper in de eredivisie.
Uiteindelijk zouden ze in dat seizoen derde worden op de ranglijst. Ajax werd tweede en Feyenoord kampioen van Nederland met maar zeven punten verschil van ADO.
Het was genieten geblazen om als klein ventje die echte Haagse schoffies zoals: libero Aadsje Mansveld, Piet de Zoete, Joop Korevaar, Dick Advocaat en Lex Schoenmaker bezig te zien. En natuurlijk werd er altijd gekankerd op die kale rechtsback Theo van den Burch.
En wat moesten we altijd lachen om Harry Heijnen. Als hij dan eindelijk de bal had, scandeerde het hele stadion zijn naam. Hij werd dan helemaal gek. Hij dribbelde met de bal heen en weer over het veld. Hij omspeelde zelfs zijn eigen medespelers en gaf de bal nooit meer af. Geweldig om te zien.

Ja, voetbal was dé favoriete sport bij ons thuis. Als we niet keken, werd er wel over voetbal gesproken. Mijn vader had er verstand van. Hij kon voetbal lezen en vertelde mij vaak vóór de wedstrijd hoe er gespeeld ging worden en hoe het zou verlopen. Hoe anders is het nu met die mannen als Johan Cruijff en Derksen. Zij weten het allemaal heel goed te vertellen, als de wedstrijden al lang gespeeld zijn. Nee, mijn vader had echt heel veel verstand van het spelletje. Hij stimuleerde mij in de voetballerij. Zelf doorliep ik in de jeugd alle eerste elftallen bij hoofdklasser Excelsior Maassluis en heb later zelfs nog betaald voetbal gespeeld. Mijn vader was trots dat ik zo lekker kon ballen en vertelde dat tegen iedereen die het maar wilde horen. Behalve tegen mij, want zo was hij ook.
Hij was enorm fanatiek. Eigenlijk in alles wat hij deed. Soms vond ik dat als kind wat overdreven, maar het was de aard van het beestje. Hij was gewoon zo.

Nu hij is overleden, beleef ik voetbal anders. Het is niet meer zoals het was.
Natuurlijk kan ik genieten van de wedstrijden van Manchester United, Chelsea, Inter Milaan en Barcelona. Mijn voetbalhart gaat nog steeds tekeer als ik die hoogstandjes zie van toppers zoals Iniesta, Xavi, Cristiano Ronaldo en Lionel Messi. Vooral die kleine Messi is voor mij van uitzonderlijke en buitenaardse klasse. Maar ik mis het samen kijken.
Ik mis de telefoongesprekken die we samen hadden na afloop van een wedstrijd. Uiteraard kijk ik nog steeds naar voetbal, boksen, wielrennen en schaatsen. Maar nu is het toch anders. Pa, ik mis je en ik dank je voor de fijne tijd samen.
Toch was jij mijn grote held.

Je zoon Cisco.