Het was onmogelijk

Anke (Alphamusic)

Het was onmogelijk. Wat er nu gebeurde. Het was niet mogelijk.

‘Liefje, denk je dat er zoiets als een hemel is?’
‘Waarom vraag je dat? Wat is dat nou voor vraag? Is er iets met je aan de hand?’
‘Er is niets. Ik vroeg het me gewoon af. Soms heb je van die momenten, dat je nadenkt over het leven en de dood. Bezinningsmomenten. Heb jij dat nooit?’
‘Nee, ik kan niet zeggen dat ik dat heb, nee. Ik denk na over mijn boodschappenlijstje. En de auto moet nog gewassen worden voor we naar je ouders gaan vrijdag. Heb jij daar morgen tijd voor?’
‘Mmm. Misschien. Maar denk jij dat er zoiets als een hemel is?’
‘Ik vind het maar een rare vraag. Natuurlijk is er geen hemel. Dood is dood. Als je dood gaat, dan houdt alles op, klaar, uit. Makkelijk zat.’

Ze was geagiteerd de kamer uitgelopen, ze had wel iets beters te doen. Boodschappen doen, ze moest nog tiramisu maken voor vrijdag, want de schoonouders waren zó gek op haar tiramisu. Haar lief liet ze achter op de bank, mijmerend over allerlei bovennatuurlijke zaken. Wat boeide dat nou, of er een hemel was of niet. ‘Zweverig gedoe’ mompelde ze boos tegen de bijna-lege koelkast. Haar woede bekoelde toen ze de lege planken van de koelkast zag. Stiekem hield ze er wel van dat haar lief zo zweverig was. Dat zorgde er in ieder geval voor dat zij zelf soms met haar voeten de veilige aarde losliet. Gekalmeerd liep ze naar de deuropening van de woonkamer en bleef daar staan. Daar zat haar grote liefde uit het raam te staren, gedachten ver van hier. Ze liep naar de bank; de ogen werden afgewend van het raam en op haar gefocust. Grote bruine diepe poelen keken haar rustig aan en op hetzelfde moment smolt ze weer zoals ze al die jaren geleden was gesmolten voor die prachtige vrouw op de boot naar Terschelling. Ze waren elkaar sinds die tijd nooit meer uit het oog verloren. Even wentelde ze zich in het geluk van de liefde die zo sterk tussen hun was. Haar vriendin trok haar naast zich op de bank en knuffelde haar. ‘Sorry dat ik soms zo’n zwetskous ben’ mompelde de vriendin in haar haar. ‘Sorry dat ik soms zo’n nuchtere bitch ben’ mompelde ze terug. Ze giechelden. ‘Nu maar boodschappen doen dan? Je weet hoe gek mijn ouders zijn op je tiramisu.’ ‘Is goed, ik pak mijn schoenen en de autosleutels en dan gaan we.’

‘Bah, de auto is inderdaad een smeerboel. Ik maak hem morgen wel even schoon.’
‘Dank je, schat. Zal ik rijden?’
‘Doe maar. Het zal wel weer druk bij het winkelcentrum zijn en je weet hoe fantastisch ik ben in inparkeren. Lang leve een groot gebrek aan testosteron.’
‘Ach ja, jij kunt weer andere dingen goed.’ Ze keek haar vriendin betekenisvol aan, die meteen begon te blozen. ‘Start die auto nou maar.’

Het was inderdaad asociaal druk bij het winkelcentrum. Maar voor de beste tiramisu moest je toch ook de beste ingrediënten hebben, en die waren bij de buurtsuper meestal niet in de schappen te vinden. Terwijl ze hand in hand richting de toko slenterden, kwamen ze langs allerlei vrolijk twinkelende etalages die de mooiste en nieuwste kleding aanprezen. Haar vriendin wilde bij iedere winkel stoppen om te kijken.
‘Maar lief, de toko is over..’ ze wierp een vlugge blik op haar horloge, ‘een kwartiertje dicht en ik moet nog zo veel halen!’
‘Maar dat rokje, ik heb altijd al zo’n rokje gewild! Het zou me zo goed staan! Alsjeblieft, mag ik even kijken? Heel even.’
‘Dat is goed, maar dan ga ik alvast door. Zie ik je dan straks bij de auto?’
‘Is goed, dankje!’ Ze kreeg een vlugge zoen op haar wang en zag haar vriendin vrolijk de winkel instappen. Het rokje zou haar inderdaad heel goed staan.

Twintig minuten later liep ze met twee grote papieren zakken aan haar armen richting de auto. Ze was tevreden over haar inkopen, precies de ingrediënten die ze wilde en het meeste ook zo lekker vers. Haar auto zag ze in de verte staan; haar vriendin was er nog niet, maar de kledingwinkels waren dan ook nog steeds open. Die zou misschien nog wel even duren. In haar zak voelde ze naar de sleutel. Niet in haar zak? Ze bleef staan en voelde haar andere zak, haar kontzak, haar andere kontzak. Nergens was die verdomde sleutel te vinden. Een lichte vloek ontstnapte aan haar lippen toen ze probeerde in de papieren zak te gluren die om haar arm hing.
‘Lief!’ hoorde ze achter zich, en toen ze zich omdraaide zag ze haar vriendin met grote bange ogen aan komen rennen, kijkend naar iets achter haar. Ze schreeuwde nog iets, maar dat ging verloren in de enorme klap die ontstond toen de auto haar met volle snelheid raakte. Het was stil.

Het was onmogelijk. Wat er nu gebeurde. Het was niet mogelijk.
Ze voelde hoe ze zich losmaakte van haar lichaam, dat ze onder zich zielloos op de grond zag liggen, in een rare hoek. Ze zag hoe haar vriendin met betraand gezicht op haar af rende, haar naam riep keer op keer, haar optilde en tegen zich aan drukte. Het was voorbij, ze wist dat het voorbij was. Spijt had ze niet, verdriet alleen voor haar grote liefde, die zonder haar verder moest. Hoger ging ze, hoger en hoger, tot het licht. Het was goed.

Het licht danst op mij
en ik dans in het licht
mijn lippen in een glimlach
en mijn ogen hou ik dicht
Ik sluit mezelf af voor de wereld
die mij hartstochtelijk omarmt
Ik wentel mij in de liefkozing
van het geluk dat me verwarmt
Mijn voeten staan op wolken
en mijn hoofd dicht bij de zon
Mijn lijf wordt zacht verhuld
door de gedachten die ik spon
Met mijn hart hier in mijn handen
Ben ik terug waar ik begon