Waar blijft de politie nou?!

Trudy (Zonnetje40)

Lunchpauze. Het is mooi weer, dus ik slenter naar het pleintje aan het eind van de straat. Ik moet een klein stukje over de weg lopen, want de stoep staat vol met spullen. Er is iemand aan het verhuizen. Ik zie dozen, een gasfornuis, matrassen, kastjes en ga zo maar door. Marokkaanse mannen lopen op en neer de trap af met grote zware spullen. Je zult maar moeten verhuizen met deze hitte! Even denk ik terug aan twee jaar geleden. Toen ben ik van Rotterdam naar Amsterdam verhuisd, en ook toen was het erg warm. Dus ik benijd die mannen niks.
 
Bij het winkeltje-dat-alles-heeft haal ik een flesje cola en ik ga lekker in de schaduw op een bankje zitten op het pleintje. Naast het pleintje bevinden zich afvalbakken. Bestemd voor de hele buurt. Regelmatig zie je iemand met een vuilniszak naar de vuilcontainer lopen, of met lege flessen. Het zijn vier stortplaatsen naast elkaar. Eén is voor huisvuil, een voor glas, een voor papier en nog eentje voor textiel. Vanmorgen zijn deze stortplaatsen geleegd. Ik heb het gezien toen ik naar mijn werk liep.

Er komt een verhuiswagen aanrijden. Met moeite wordt de grote auto langs de stoep geparkeerd. Aan de achterkant gaat de wagen open. Hij is leeg. De mannen beginnen spullen naar binnen te sjouwen. Maar ze komen ook mijn kant op. Met een matras. En even later met een gasfornuis, hout, dozen en nog veel meer spullen. Ze zetten ze allemaal vóór de bakken waar mensen uit de buurt hun afval kunnen deponeren. Niet echt handig, dus.

Ik pak mijn telefoontje uit mijn tas om te kijken of ik nog berichten heb. Dan zie ik ineens vanuit mijn ooghoeken een dame die woedend op de Marokkaanse mannen afstapt. Ze heeft een vuilniszak in haar hand en is kennelijk van plan om die vuilniszak in de stortkoker te gooien. Maar dat kan niet. Er staan inmiddels twee matrassen voor en een hele hoop hout.

“Waar slaat dit op?” roept de vrouw kwaad. “Hebben jullie nou echt geen ogen in je kop? Op dinsdag mág je hier helemaal geen grof vuil neerzetten! Daar zijn speciale dagen voor! Bovendien, als je zoveel troep hebt als jullie, dan moet je het grof vuil béllen, of ze het op willen komen halen! Zijn jullie niet goed wijs, of zo?” Ik zie, dat ze steeds gefrustreerder raakt. Het zal ook wel komen doordat de mannen gewoon stoïcijns doorgaan met nieuwe spullen halen.

De vrouw ziet mij op het bankje zitten. “Het is toch belachelijk! Ik kan niet eens meer bij de stortkokers komen! Het is ook altijd hetzelfde liedje met die asocialen!” roept ze woest. “Waarom belt u de politie dan niet?” vraag ik. “Daar zijn ze toch voor?” Woest veegt de vrouw een pluk haar uit haar gezicht. “Ach, die lui komen toch nooit. Ik heb al zo vaak gebeld, maar je wordt in de wacht gezet, of ze nemen hun telefoon niet op, en tegen de tijd dat je ze te pakken hebt, zijn de daders al gevlucht. Maar ik pik het echt niet!” Demonstratief pakt ze de matras die de mannen net bij het afval hebben gezet en sjouwt deze terug naar het woonhuis van de Marokkaanse meneer. De man wordt nu kwaad. Zijn stoïcijnse houding is compleet verdwenen. Hij schreeuwt en de vrouw schreeuwt nog harder terug. Ze trekken aan de matras. Hij wil het ding weer naar de vuilstortplaats brengen, de vrouw wil het ding de verhuiswagen in wurmen. Waar ze zin in heeft met die hitte.

Ik loop terug naar mijn werk. Maar kijk steeds achterom. Het zit me toch niet lekker om hier zo maar bij weg te lopen en ik voel me een soort van verantwoordelijk. Op mijn werk pak ik het lijstje met belangrijke telefoonnummers. Ik bel de buurtregisseur, maar een mechanische dame laat me weten dat zijn voicemail vol is. Lekker dan. Dan maar het nummer van de reserve-buurtregisseur. “Dit nummer is niet in gebruik,” hoor ik zeggen door de hoorn. Wat is dit? Ik toets het algemene nummer van de politie in Amsterdam. “Er zijn nog meer dan vijf wachtenden voor u,” klinkt een opgewekte damesstem. Ik word in de wacht gezet met een muziekje. Ongeduldig wacht ik mijn beurt af. Eindelijk krijg ik een ‘echt persoon’ aan de lijn.
Ik vertel wat er buiten aan het gebeuren is. Of was. Inmiddels is er namelijk al een half uur verstreken sinds ik de buurtregisseur geprobeerd heb te bellen. “We sturen iemand,” zegt de vrouw aan de telefoon. “Wilt u naar buiten komen en de politie opvangen?” Ik stem toe.

Buiten sta ik al een minuut of twintig te wachten, en ik ben net van plan om het op te geven, als de politie arriveert. Drie politieagenten maar liefst! We lopen naar het pleintje. De verhuiswagen is weg. De boze mevrouw is weg. Gelukkig kan ik bij de vuilstortplek laten zien wat er is gebeurd en weet ik ook het huis aan te wijzen van de meneer die zonet verhuisd is. Een van de agenten pakt drukdoenerig haar telefoon en regelt dat alle spullen zullen worden opgehaald door het grof vuil.
“Die meneer krijgt een rekening van €400.-,“ garandeert ze me grimmig. Het zal me een worst zijn. Het ging me meer om de ruzie tussen de oude vrouw en de asociale rommelmakers die opgelost moest worden, een klein uur geleden.

Vanmorgen liep ik naar mijn werk. Ik stak het pleintje over en het gasfornuis en de matras van de Marokkaanse meneer stonden er nog steeds. Het grof vuil was dus nog steeds niet gekomen om de spullen op te halen.
Dat geeft de burger moed. Als de politie dát zelfs al niet voor elkaar krijgt…?