Laura

Bert (superworm)

“...En je zou het haast niet geloven, maar ze zei dat ze dat nog nooit bij een ander had gevoeld. Hoe fantastisch is dat! Maar toch, ik weet niet of –” Tommy keek zijn vriend met een vragende, doch olijke blik aan; zijn vriend draaide langzaam zijn hoofd, lurkte de laatste slok uit zijn bier en onderbrak hem ruw: “Je zit nou, hoe lang duurt die ellende al?”
“Welke ellende?”
“Die eh... die Laura van je.”
“Bijna zes maanden, maar als je het goed bekijkt is het eigenlijk pas vanaf toen ze –”
“Een half jaar elke week bijna alleen nog over je meisje te ouwehoeren. Nou vind ik het hartstikke leuk dat jullie zijn gaan winkelen en dat ze je heeft verteld hoeveel ze om je geeft en hoeveel jullie gemeen hebben en hoe haar ogen fonkelden in het licht van de ondergaande zon, maar...” Zijn vriend schudde het hoofd met een weemoedige glimlach. “Ik word er soms een beetje moe van.”
Tommy keek hem schuldig aan – hij wist dat hij er veel te veel over praatte.
“Dat weet ik ook wel, en het spijt me dat ik je verveel. Het is alleen dat ik... ik ben er gewoon vol van.”
“Oh, écht?”
“Ha ha, ja. Maar als ik het goed kan maken door een biertje voor je te halen?”
“Ik heb een beter plan. Zolang de gesprekken over je vriendinnetje gaan, betaal jij het bier. Praten we ergens anders over, dan ik. Ben ik ook lekker goedkoop uit en kun jij je verhaal doen.” Tommy grinnikte en keek in zijn portemonnee.
“Deal, maar... één, twee... ik heb nog drie paperclips, een postzegel en een knoop.” Zijn vriend pakte het lege bierglas van de bar, staarde er kort naar, zette het met een DOENK weer neer, mompelde “als gebruikelijk” en vroeg of Tommy de honkbalwedstrijd van zaterdag had gezien.

Naar huis lopend overdacht Tom het gesprek met zijn vriend nog eens. Inderdaad had hij Laura veel te vaak als gespreksonderwerp benut, maar hoe kon hij ook anders. Nee, hij had de wedstrijd niet gezien en gaf dit seizoen ook niks meer om honkbal. Ja, hij verwaarloosde zijn vrienden. In zijn verliefdheid stond hij dan ook volledig alleen. Elke seconde dat hij wakker was werd hij overspoeld met indrukken – haar stem in zijn hoofd, haar geur in de lakens, hoe ze haar voeten tegen elkaar wreef in haar slaap, en hoe mooi hij het ook omschreef, hij zou het nimmer met iemand kunnen delen, behalve met haar. Dit was zíjn paradijselijke eilandje in de grauwige zee van de wereldse beslommeringen, en alleen híj had een roeibootje om af en toe van wal te steken – letterlijk en figuurlijk.
   
Ondertussen speelden zijn geldzorgen hem parten. Niet alleen had hij geen geld om biertjes te kopen voor zijn vrienden, ook kon hij al het moois dat hij in zijn zondagmiddagrondje in de etalages zag, niet kopen voor zijn geliefde. Hoewel hij wel wist dat liefde iets ongrijpbaars is, onbetaalbaar, had hij voor de rest helaas geen Mastercard of anderzijds liquide middelen om haar te overladen met bekostigd geluk. Zijn rekening en spaarpot zo leeg dat je er een echo in hoorde, zijn baan nauwelijks in de dagelijkse behoeften voorzienend. Over een kleine week zouden ze officieel een half jaar 'hebben', en wat zou hij haar graag met een vrachtwagen bloemen en chocola overstelpen. In gedachten stond hij als een klein kind met beide handen tegen de etalageruiten van de juwelier geplakt, verlangend naar de mogelijkheid al dat moois voor haar mee te nemen. Vorige week nog lag er de allermooiste trouwring die hij ooit had gezien, witgoud, subtiel ingelegd met kostelijk gesteente, maar om nou zomaar even duizenden dollars tevoorschijn te toveren...

Toen hij de sleutel al in het slot van zijn krakkemikkige appartement stak en nog een blik op zijn oude barrel van een auto wierp, zich al voorbereidend op het met de deur wegschuiven van weer een nieuwe stapel aanmaningen, zag hij plots de nieuwe advertentie op het aanplakbord aan de overkant van de straat. Hij besloot om niet langer langs het spoor te wachten tot er eindelijk eens een geldtrein voorbij zou denderen, dat het kortom tijd was om actie te ondernemen. Bij de buurvrouw vroeg hij snel enkele kwartjes voor de telefooncel verderop – zijn eigen telefoon was al maanden afgesloten. Maar dit zomaar doen, dat kon toch niet, schoot hem opeens te binnen. Moest hij het niet eerst overleggen met Laura? Misschien had die baan op het kantoor van haar vader in Dallas... Ja, dit kon hij niet ondoordacht doen, hoe verrassend het ook zou zijn als ze komende week het halfjaar met hem zou vieren. Hij besloot haar voor de zekerheid te bellen.

“Hello?”
“Hi, Tommy speaking.
Is Laura er misschien ook?”
“Nee, die is tot overmorgen naar haar vader, dat weet je toch? Kan ik wat doorgeven?”
“Nee, ehh, niks. Dat ik heel veel van haar hou.”
“Ja, oké. Doei!” Haar moeder mocht hem niet zo, dat wist hij wel, maar dit keer was ze wel erg kortaf. Gedesillusioneerd belde Tommy toch maar het nummer van het aanplakbiljet tegenover zijn huis. Ja, hij kon nog inschrijven. Chevrolet Bel Air? Geen probleem. Morgenochtend half acht melden bij de racebaan. Ja, meteen met de auto, waar wilde hij anders in rijden. Tot dan. Klik.

Zeker een half uur te vroeg was hij er al, met verwondering het nu al drukke schouwspel op en rond het circuit gadeslaand. Overal kwamen nieuwe en oude auto's aangereden, de één nog mooier dan de ander geschilderd, compleet met reclames erop. De chauffeurs waren allemaal een stuk ouder dan hij, waren veel ervarener. Zou zijn afgeragde vehikel de strijd aan kunnen? En hij zelf reed pas een jaar of twee rond... Met een onzekere dot gas reed hij onder het grote bord bij de ingang door.

BUTCH & BURT'S GRAND ANNUAL STOCK CAR RACE
                       10,000 Dollar Prize!


Het bleek dat half acht een tijd was die werd genoemd omdat mensen vaak te laat kwamen, en hij zich werkelijk pas rond een uur of tien gereed moest gaan maken. Ondertussen stroomden duizenden bezoekers toe, die een plekje op de tribunes of op de grasvelden rondom de baan bemachtigden. Uit de luidsprekers klonk een joviale stem die vrolijk alle coureurs aankondigde en details over de race en het parcours uiteenzette, afgewisseld met nerveus makende muziek. Hoewel de dag nog nauwelijks was begonnen, spiegelde de lucht al boven het zacht wordende asfalt. Toen de auto's netjes in één lijn naar voren moesten rijden om klaar voor de start te gaan staan, vroeg hij zich af waar hij in hemelsnaam aan begonnen was; maar als hij dan dacht aan Laura die hem met tranen in haar ogen en die ene ring om haar vinger een volmondig “ja” zou toeroepen en hem vervolgens innig in haar armen zou sluiten, dan was het het weer volledig waard. “RRRRRREADY?” Hij hield van haar, had haar nodig. “SET...” De lichten boven het parcours gingen uit. De toeschouwers juichten uitzinnig. “GO!” Liefde sterft nooit. “Aaaand they're off... –”

Hoewel er duizenden fans aanwezig waren, weet niemand precies wat er die dag is gebeurd. Niemand kon vertellen hoe zijn auto precies uit de bocht vloog, over de kop wentelde en meteen in een vlammenzee veranderde. Ook hij zelf kon geen verklaring meer geven toen ze zijn stervende lichaam uit het verwrongen wrak trokken. Er was nog slechts één ding dat hij met zijn laatste adem kon uitbrengen, voor hij op veel te jonge leeftijd het tijdige met het eeuwige zou verwisselen.

Tell Laura I love her
Tell Laura I need her
Tell Laura not to cry
My love for her will never die

Tegenwoordig bidt Laura nog steeds dagelijks bij de kapel van de begraafplaats. Daar ligt haar Tommy, de enige jongen die ooit zo vol overgave voor haar had geleefd en gestorven. Nog elke dag vraagt ze zich af wáárom. En op stille, koude dagen, als de gure winterwind door de laatste bladeren ritselt en de waterige zon zijn intrek achter de horizon neemt, gaat er een rilling door haar hele lijf heen als ze hem bitterlijk lijkt te horen huilen:

P.S.: Deze column is een bewerking van het liedje “Tell Laura I Love Her”, in 1960 uitgebracht door Ray Peterson. Ik heb dat prachtige, zielige liedje altijd al eens als ode in een verhaal willen omtoveren, dus bij deze.