Een losgeslagen bootje

Wietse (DJugular)

Toen het voor mij tijd werd het ouderlijk nest te verlaten, gooide ik de trossen los, en voer met mijn bootje naar nieuwe onbekende wateren. Op de plaats van bestemming aangekomen, legde ik mijn bootje aan, aan een schiereiland. Via een smalle strook land, had ik vrije toegang tot het vaste land, en de mensen daar konden via dezelfde weg op bezoek komen op mijn bootje.

Ik maakte snel nieuwe vrienden, dus ik was vaak aan wal te vinden. Geregeld kwamen deze vrienden me ook opzoeken op mijn bootje. Het leven was goed. Maar ja, in deze wereld stormt het weleens, en dan staat de nauwe strook land onder water. Vrienden die langs wilden komen tijdens een storm, merkten al snel dat ze dan natte voeten kregen, en besloten dat ze beter konden wachten tot de storm weer was gaan liggen. Een reactie waar ik alle begrip voor had. Ik haalde het zelf immers ook niet in mijn hoofd om tijdens een storm te proberen de oversteek te maken. Maar ondertussen vond ik het altijd wel jammer. Juist als het zo tekeer gaat, en je bootje woest op en neer gaat, is het prettig om gezelschap te hebben.

Als de storm echter weer was gaan liggen, en het leven weer op normale voet verder ging, waren alle zorgen weer vergeten. Tot het op een dag heel erg stormde. Ik zat alleen in mijn bootje te wachten tot het weer over zou gaan, maar het ging zo hard tekeer, dat ik bang was dat de boot zou vergaan. Ik waagde me heel even op het dek om om hulp te roepen, maar op de kant was er niemand die me hoorde. Iedereen zat veilig binnen te schuilen. Ik dacht even dat ik in het licht van een plotselinge bliksemschicht toch iemand op de kant zag staan, maar door de duisternis, de harde regen en het schommelen van de boot wist ik het niet zeker. Ik durfde ook niet (om) langer aan dek te blijven en ging snel weer naar binnen, om de storm warm en droog uit te zitten.

Dit was echter een heftiger storm dan eerder. Hij leek alleen maar aan kracht toe te nemen en na een tijdje durfde ik niet langer te wachten. De planken van de romp kraakten en ik zag geen andere mogelijkheid, dan de touwen waarmee de boot vast lag door te snijden, en me over te leveren aan de wind en de golven. De storm ondergaan, en dan maar zien waar het me zal brengen.

Uiteindelijk werd de zee weer kalm. Ik keek eens rond om me te oriënteren, en zag dat ik vlak bij land was. Wat een geluk. Ik zette koers naar wal, want na die storm had ik er wel behoefte aan om weer vaste grond onder de voeten te hebben. Ik legde weer aan bij een schiereiland en ging aan wal om de omgeving te verkennen.

Op het eerste gezicht, werd snel duidelijk dat ik niet erg ver was afgedreven. De omgeving zag er redelijk hetzelfde uit. Wat me wel gelijk opviel, was dat het hier schijnbaar vaker stormt. Midden in het centrum, stond namelijk een soort schuilbunker. Dit bleek echter een soort buurthuis te zijn. Verder leek de geschiedenis zich te herhalen. Ik maakte snel weer nieuwe vrienden, en kwam zelfs oude vrienden tegen die na een reis hier waren blijven hangen. Het leven ging verder als vanouds, totdat het weer eens stormde.

Ik zat weer rustig op mijn bootje te wachten tot de storm voorbij zou zijn, toen ik buiten in de regen stemmen hoorde. Mijn nieuwe vrienden hier bleken een andere instelling te hebben. Niet bang voor natte voeten blijkbaar, want ik zag een aantal mensen druk in de weer, om met planken een soort noodbrug te bouwen. Vanaf mijn bootje was ik niet in staat om ze hiermee te helpen, maar ik kon in ieder geval zorgen dat er een paar schone handdoeken en warme koffie klaar zou zijn. Al snel hadden ze mijn bootje bereikt en werd het erg gezellig binnen. Ze hadden bedacht dat ik wel wat gezelschap kon gebruiken tijdens de storm, en ze hadden helemaal gelijk.

Omdat de noodbrug toch wat gammel was, werd besloten een permanente versie te bouwen. Van alle kanten kwamen mensen helpen en het resultaat mocht er zijn. Er werd dan ook flink gebruik van gemaakt. Veel mensen kwamen langs voor de gezelligheid, anderen om ook even van de rust te genieten die ik op mijn bootje had. Zelf ging ik ook steeds vaker aan land. Ik werd dan ook een graag geziene gast in het buurthuis.
Vooral door één bepaald meisje kwam ik maar wat graag in die schuilbunker. Zij was me gelijk opgevallen toen ik haar voor het eerst zag en ze was ook één van de enthousiastste bruggenbouwers. Omdat ik zo vaak met haar in die schuilkelder zat, was het natuurlijk onvermijdelijk dat het een keer zou gaan stormen terwijl ik daar zat, in plaats van op mijn bootje. Omdat het zo gezellig was had ik niet eens in de gaten gehad dat het harder was gaan waaien, en ik liet me overhalen om de storm aan wal uit te zitten. Daar heb ik geen moment spijt van gehad. Door de gezelligheid en de afleiding heb ik eigenlijk weinig van de storm gemerkt. Het meisje had ook in de gaten dat ik veel meer op mijn gemak was en vroeg me of het niet beter was als ik aan wal kwam wonen. Daar stormde het immers minder hard en vaak, dan op zee. Ik vroeg me af waar ik dan moest gaan wonen maar zij had gelukkig plek voor mij.

Inmiddels zijn we een aantal jaren verder en al die tijd heb ik gelukkig aan wal gewoond. Wat er met mijn bootje gebeurd is? (Die) Dat hebben we gesloopt en er een ruimer huis voor ons samen van gebouwd. Als het nu weer eens stormt, kruipen we lekker knus tegen elkaar aan en luisteren hoe het buiten tekeer gaat, terwijl we heerlijk genieten van kaarslicht, warme chocomel en warme zachte dekens.

Vele mensen bouwen muren, sluiten anderen buiten maar zichzelf binnen.
En eenmaal vast achter zo’n muur, kun je als mens alleen niets meer beginnen.
Bouwt een mens echter een brug, dan kan hij zich bevrijden.
Men kan elkaar weer tegen komen, op de brug of aan de einden.