Keuzes / Boekenwinkelmeisje

Johan (kuifkrullen)

Ik ben nogal verliefd de laatste tijd.
Ik ben nogal moe de laatste tijd.

Het was moeilijk kiezen tussen deze openingszinnen. Er zat geen verband tussen de zinnen, geen oorzaak en gevolg. Achter beide zinnen school een columnwaardige geschiedenis.
Terwijl ik mijmerde over de juiste openingszin en de column die ik zou schrijven, schoot ineens het Boekenwinkelmeisje door mijn hoofd. Er kán wel een verband bestaan tussen beide zinnen.

Ik ontmoette haar in mijn favoriete boekenwinkel en was op slag verliefd. Ze hielp me met het zoeken van een boek waarvan mijn omschrijving nogal onduidelijk was. Ze praatte grappig. Ze maakte, ogenschijnlijk zonder dat ze het zelf wist, leuke grapjes.
Dit was een meisje met wie ik leuke dingen wilde doen, maar ik durfde haar niet mee uit te vragen. Die angst was voldoende voor de nodige zelfhaat. Over oorzaak en gevolg gesproken.

We konden het boek dat ik zocht niet vinden. (Een paar maanden later vond ik het boek overigens wel. Dat we het die dag niet vonden, was niet verwonderlijk: vier van mijn vijf aanwijzingen bleken niet te kloppen, dit terzijde.) Ze raadde me een ander boek aan. Ik nam het mee, vond het vanaf pagina drie al niet meer boeiend, maar besloot dat ik het een goed boek vond, want het Boekenwinkelmeisje had het me aangeraden.

Ik praat vrij gemakkelijk - ik ben niet op mijn mondje gevallen, heb een vlotte babbel. Ben ik de enige die mensen die dat soort uitspraken gebruiken graag zou doodslaan? Ook dit terzijde - maar als het aankomt op het uit-vragen van een begerenswaardige, onbekende, vrouw weigert die vlotte babbel toch enigszins.

Schrijven gaat me dan toch iets makkelijker af. Als ik haar niet hoef aan te kijken, durf ik erg veel te zeggen en te vragen. Ik schreef haar een uit de hand gelopen brief, maakte een mooie cover en bond het geheel in tot een prachtig boekje.

Ik gaf het haar in de winkel, nadat ik meer dan een half uur had rondgedwaald, wachtend op het moment dat zij alleen achter de kassa stond. Als je winkelbedienden nodig hebt dan zijn ze ver te zoeken, heb je ze niet nodig zijn ze met geen stok weg te krijgen. Wegblijven is dan ineens helemaal geen optie. Tijdens mijn bibberende uitleg kwamen haar collega’s alsnog een voor een naast haar staan om een deel van mijn stotterende verhaal aan te horen. Dat kwam mijn uitleg niet ten goede, maar goed, ik sloeg me er doorheen.
 
Ze vond het een prachtig boekje, het liefste cadeau dat iemand haar ooit gegeven had, zoiets sms’te ze een,eeuw durende, week later. Een paar weken en tientallen smsjes later kwam ze bij me eten.
Het huis was zowaar opgeruimd, het eten lekker –“een van haar lievelingsmaaltjes,” zei of loog ze. De sfeer was los, maar toch gespannen. Sensueel zelfs.

Een paar uur en twee flessen wijn later wandelden we samen nog even de stad in.
Ik had beter moeten weten. Ik kan niet zo goed tegen wijn. Hoe lekker ik het ook vind, het sloopt me.

In de eerste kroeg ging alles uiterst succesvol. Het was er druk en lawaaiig, we schreeuwden een leuk gesprek. Maar later in een ander café, met wat minder mensen en met de radio op een veel lager volume, aan een tafeltje achteraf, verklootte ik alles. Ik hoefde er geen woord voor te zeggen.
Het Boekenwinkelmeisje ging naar het toilet en zou op de terugweg nieuwe wijn halen. Ik zou rustig aan een tafeltje afwachten, glimlachend. Dat rustig afwachten is wel gelukt.
Op het moment dat ik ging zitten, sloeg de wijn me neer. Het verlamde mijn benen, trok aan mijn oogleden. En voor ik het wist, schrok ik wakker doordat het Boekenwinkelmeisje schuivend met de stoel ging zitten.

Tijdens een moeilijk lopend gesprek zakten mijn ogen meermaals dicht, hoe leuk ik haar ook vond, hoe leuk de avond ook was geweest. Ik kon het niet helpen.
Na een half uurtje sprak zij uiteindelijk de bevrijdende woorden. Ze ging nog even naar een andere kroeg waar een aantal vrienden van haar waren. Ze vroeg niet of ik mee ging.
Bij het afscheid, midden op het grote plein, voelde ik me weer fris. De kou en de wind in mijn gezicht hadden alle slaap verdreven. Te laat. Ze beloofde dat zíj de volgende keer voor mij zou koken. Dat was haar enige uitspraak die avond waarvan ik zeker wist dat het een leugen was.
Even twijfelde ik nog, misschien was mijn slaap haar niet opgevallen. Mijn twijfel veegde ze heel snel van tafel toen ik polste of ik nog even mee zou gaan. ‘Ga jij maar lekker slapen.’ Ik kuste haar wangen. Zij ging links, ik rechts.

Ik ben nogal verliefd de laatste tijd.
Ik ben nogal moe de laatste tijd.
Nu weet ik nog steeds niet welke ik had kiezen, welke column ik eigenlijk had moeten schrijven. Maar dat ik moest kiezen was duidelijk. De combinatie, zo bleek maar weer, was niet echt succesvol.