Carnaval Blues

Arno (Arnohari)

Deze column is begin februari geschreven. Ik heb in mijn glazen bol (leeg potje boontjes van Hak) gekeken en voorspeld hoe ik er nu aan toe zou zijn. Het is woensdag na carnaval en denk je nu echt dat ik zin heb om een column te schrijven? Of dat ik überhaupt de energie vind om mijn computer aan te zwengelen en in staat ben om naar het grote witte veld van Word te kijken? Nee, deze column heb ik vooraf geschreven, alsof ik hem ná vijf dagen van het Feest der Feesten heb samengesteld. Een verslag vooraf.

De jaarlijkse kroegentocht is dit jaar minder leuk dan anders. Eén café is dicht, en een kroegentocht zonder dat tentje is een incomplete kroegentocht, nadat we jaren geleden al een ander buurtcafé (buiten plassen) zijn kwijtgeraakt. Wat is, of was er dan zo bijzonder aan die tent?

Alles was nog zoals veertig jaar geleden. Geen cd-speler, laat staan computer met mp3’s, maar een platenspeler voor de dj. Al jaren pissen de mannen tegen dezelfde lichtblauwe, vroeger misschien donkerblauwe, tegeltjes. Het plafond heeft recent nog een renovatie gehad. Ik gok in 1991. ‘Nooduitgang? Ge goat mar dur de veurdeur!’ En sinds Barney hangt er een dartbord. Even tussendoor: Darts is geen sport! Darts is speerwerpen voor mietjes. Rugby is een sport. Voetbal in Nederlands strontweer is een sport. Darts niet. De televisie staat er misschien ook sinds Barney, maar het model lijkt me pre-Barney. Geen breedbeeld. En dat heb je voor Barney eigenlijk wel nodig. Het kan een tweedehandsje zijn natuurlijk. In de hoek stond een vitrinekast met gedateerde bekers, medailles en andere prijzen van de lokale duivensportvereniging, kantklosstichting of countrydansensemble.

Wellicht heeft het rookverbod ze dit jaar de das om gedaan. Ik vermoed dat het klantenbestand buiten carnaval om bestond uit drie oude mannetjes. De één is afgelopen jaar overleden aan hartproblemen, de ander komt niet meer omdat er niet meer gerookt mag worden en de derde is niet meer welkom omdat hij in een dronken bui na de overwinning van Barney op een andere lopende frietpan die met gevlagde cocktailprikkertjes gooit ‘de koeien ging melken’, met als gevolg dat de uitbaatster eruit zag als gebruikte behanglijmborstel. Als een suikerspin met slagroom. Of een ragebol die in de yoghurt is gevallen. Heb je een beeld?

Alweer treffen we de Raad van Elf in de danszaal. Ik vind carnaval geweldig, maar die Raad van Elf mogen ze van mij afschaffen of ophokken. Raad van Zelf, noemen we dat clubje inteeltfazanten in Residentie Arnohari. Ik hoop stiekem dat ze eens een keer de botsauto’s op de carnavalskermis gaan uitproberen en dan met die veren op hun hoofd in het kippengaas boven het platform verstrikt raken. Of beter, geëlektrocuteerd worden. En er loopt altijd zo’n kleinere kip van amper anderhalve meter mee. Altijd is er één pluim die mijn neus schoon pulkt en even later de buit weer uitsmeert over mijn wangen. Weer troffen we deze struisvogels met legnood in de danszaal. Dat is de thuishaven Eddy Wally, Jan Smit en andere heavy metalartiesten, wanneer ze ons dorp aandoen op hun wereldtoer. Nu is de zaal, op een paar jonge gezinnen en een handvol vrijgezelle drinkers aan de toog na, leeg. Er staat een bandje met keyboard, discolichten en echomicrofoon. ‘Hallo allemaal, hebben we er een beetje zin in? Waar zijn jullie handen? Ik wil jullie handen zien!’ De Raad van Zelf komt binnen. De band krijgt het bevel te stoppen met spelen, midden in de hit ‘Zomer aan de Costa Blanca’. Wij drinken ons net bestelde glas in studententempo (ad…hik!..funda rum, of zoiets, hik, boer…en weer retour) leeg en staan na drie minuten weer buiten. Na zes minuten lopen we verder, er moet ook gepist worden. Daar zien we de bus van de Raad. Hadden we nog maar niet gepist. Die gasten hebben een eigen bus voor hun kroegentocht! Waarom? Als je voor instapt en achter uitstapt, sla je al drie kroegen over. Alleen het eerder genoemde gesloten cafeetje is vijf minuten lopen, maar die is dus dicht dit jaar. Zal wel iets met sponsoren te maken hebben, daarom ook al die busjes, Smartjes met reclame-uitingen en vrachtwagens in de carnavalsoptocht.

Maar ach, zij hun feestje, wij ons feestje.

Gelukkig rookte iedere paffer weer gewoon deze dagen. Ondanks het verbod en de daarop gevolgde boetes werd er tijdens deze wat de eerste tabaksvrije carnaval zou moeten zijn, gewoon stug doorgesmoket. Ik heb mijn carnavalskostuum dan ook gewoon weer rechtop in de schuur kunnen zetten. Ik ben gedurende carnaval gewoon weer hoestend wakker geworden en in de douche kwam het vertrouwde grijze slijm weer uit mijn keel.

Terwijl je dit leest, lig ik nog in mijn inmiddels gele bed. Mijn kamer stoot giftigere gassen uit dan een verwarmingsketel uit 1973. In de VS wordt na Irak nu weer een Powelpointpresentatie over biowapens gehouden. Mijn adem is een weapon of mass destruction. Mijn mond is droger dan die van een kameleon die net orale marathonseks met een mergelgrot gehad heeft. Ik kom even uit mijn coma (mij mag je na zeventien jaar uitslapen ook laten inslapen) en besef dat ik gelukkig al een column gemaakt heb. Pfff, kuche kuche, ahrrrummm. Nee, nu een column schrijven was niet gelukt. Rochel, spuug.