de Webstort (Dodenrijk)

Eelco (Adalgar)
Over de rivier Haat hangt een stinkende mist. De Veerman duwt zijn stok in het water en brengt me zwijgend naar de overkant. Met een lusteloos gebaar wijst hij me de Poort, waar De Driekoppige Hond me grommend wacht om me de grot Sekhet Hetepet binnen te drijven.

Een bode met een toorts leidt me naar de Zaal der Gerechtigheid, waar Islam de Goede op zijn troon zetelt. Christus van Nazareth is de aanklager. Na de plichtplegingen neemt Christus vanachter de kansel het woord. Hij zegt: "Er zijn acht cirkels. Ik zal ze U noemen. De eerste is het Voorgeborchte, voor de deugdzame ongedoopte zielen. Zij worden niet gestraft, zij rusten. Bent U een deugdzame ongedoopte ziel?"
"Ja dat ben ik voor mij", antwoord ik.

"De tweede cirkel is Luxuria, hier worden de wellustelingen gestraft met de gesel der waanzin. Beschouwt U zich als wellustig?"
"Ik aarzel, O Christus", antwoord ik. "Ik heb wellust verkend, zoals de natuur het mij opdroeg en zo het mij betaamde. Echter zonder dat ik mijn verstand verloor. Maar ik begrijp dat zulks alsnog kan", voeg ik glimlachend toe.

Christus vervolgt onverstoorbaar: "In de derde cirkel, Gula, verblijven de gulzigaards, de onmatigen, de vraatzuchtigen. Zij zijn gevangen in een zompige stinkende afvalberg. Wat is uw antwoord als ik U vraag?..."
Ik schud mijn hoofd. "Nee, O Christus, zo kan ik mij niet meer beschouwen, maar wel heb ik ook de onmatigheid verkend."

"In Avaritia, de vierde cirkel, huizen de gierigaards. Hun is geen rust gegund, altijd houden zij wacht bij hun waardeloze schatten, in verterende angst hun vodden te verliezen."
Ik schud resoluut mijn hoofd en zeg: "Ik ben niet vrij van inhaligheid, maar geven is mij liever dan nemen."

"Invidia", galmt Christus' stem door de Zaal der Gerechtigheid. "In deze vijfde cirkel zuchten de afgunstigen bij de aanblik van al wat hun nijdige begeerte wekt, onbereikbaar, hoe zij hun best ook doen. Hoort U in Invidia?"
"Ik misgun niet, maar mijn hart klaagt als wie mij lief is mij veronachtzaamt, O Christus."

"Ik noem U nu de zesde cirkel, die van Acedia. De cirkel van de luiheid, de ledigheid. Hier wachten dwangarbeid en geseling. Zeg me hoe U zich hier beschouwt."
"Geregelde arbeid heeft mij nimmer werkelijk bekoord. Het is een pad dat ik zoveel mogelijk heb ontweken. Liever struin ik door het woud en leef van wat mij geschonken wordt, in ruil voor mijn bestaan", hoor ik mijzelf zeggen.

"Ira, de zevende cirkel. De hoofdzonde woede. In deze cirkel treft U geweldplegers als moordenaars, oorlogshitsers, tirannen, rovers... De straf bestaat uit vogelvrijheid en het sterven van vele doden en het ondergaan van helse pijnen."
"De redeloze woede is mij vreemd, zelfs in mijn boze dromen", antwoord ik.

"Tot slot," spreekt Christus, "Superbia, de hovaardij, de trots. De straf in deze cirkel is de vernedering te bedelen bij bedelaars, hun wonden en ziekten te verzorgen..."
"Ja", zeg ik, "ik ben trots. Nederigheid veins ik veelal, mijn trots verbergend. Maar, O Christus, U dit zeggend ben ik niet zo zeker van mijn zaak."

"Wend U zich nu tot Islam de Goede", beveelt Christus van Nazareth.

Islam de Goede kijkt me vanaf zijn troon glimlachend aan. Hij zegt: "Ik zal uw hart wegen tegen een veer uit de hoofdtooi van de Godin van de Waarheid, Veritas. Komt U naderbij en bied me uw hart."
Als mijn hart afgewogen wordt tegen de Veer van de Waarheid, zie ik dat mijn hart iets zwaarder is dan de veer, maar Islam de Goede brengt met zijn vinger de weegschaal in evenwicht, knipoogt naar Christus van Nazareth en spreekt dan tegen mij de woorden: "Ga en vind zielenrust in het Voorgeborchte."